Bevrijding van Lochem Op eerste paasdag, 1 april 1945 leverden Britse legereenheden tijdens hun opmars vanuit de Achterhoek naar het noorden en westen van Nederland een felle strijd in de Enk direct ten zuiden van Lochem. Voor de militairen mag deze ‘Slag op de Langense Enk’ er één uit vele geweest zijn, voor de stedelingen was hij bepalend voor de bevrijding die Lochem op 2 april beleefde. Stafkaart van de Engelsen voor de nadering van de Lochemse Berg All the way from Normandy Sinds de invasie in Normandië van juni 1944 waren geallieerde troepen, voornamelijk Amerikanen, Britten en Canadezen, al negen maanden onderweg om Europa te bevrijden van de Duitse overheersing. Frankrijk, België en Zuid-Nederland waren al enige tijd vrij toen de geallieerden eind maart 1945 een groot offensief op de rechter Rijn-oever begonnen. Binnen een paar dagen werden steden en dorpen in de oostelijke Achterhoek bevrijd, zij het niet zonder slag of stoot. Vanuit het zuid-oosten koersten de bevrijders richting Lochem met de bedoeling daar een brug over het Twentekanaal te veroveren voordat de Duitsers die zouden opblazen. Engelse stoottroepen van de 43rd Wessex Division vormden de voorhoede. Bij Barchem besloten ze langs twee routes naar Lochem te gaan: de cavalaristen (= tanks) van the 4th/7th Royal Dragoon Guards met infanteristen van de 4th Bn Somerset Light Infantry via Zwiep en de cavalaristen van The Sherwood Rangers met infanteristen van het 4th Bn Wiltshire Regiment via de Lochemse/Barchemseweg. Verdediging In Lochem hadden de Duitsers een verdedigingslinie opgetrokken van grofweg de Cloese tot aan de watertoren op de Paasberg. In het open veld van de Langense Enk bood de verhoogde trambaan goede dekking en in de laatste paar dagen waren door Nederlandse dwangarbeiders en Duitse militairen nog loopgraven aangelegd bij de Zwiepseweg/Staringlaan en aan het eind van de Ten Bokkel Huininkweg. Er was geen grote Duitse legermacht aanwezig, dus de verdediging moest bestaan uit zo goed mogelijk verborgen zijn, dichtbij laten komen en dan met alles wat voor handen was, schieten. Dat ze deze verdedigingslinie hadden bereikt werd de vanuit Zwiep naderende Engelsen pijnlijk duidelijk toen ze ter hoogte van Zwiepseweg 140 werden beschoten vanuit een eenmansgat en infanterist Thomas Henry Swarbrick direct dodelijk werd getroffen. Ook van andere kanten werd op de Engelsen geschoten. De slag op de Langense Enk was begonnen en had zijn eerste slachtoffer geëist. Zwiepseweg De Engelse colonne stopte en de infanteristen zochten dekking bij en op de boerenerven; de tanks rolden terug en zochten de onzichtbare vijand. Ze vuurden op de boerderijen en huizen bij de Cloese, want daar zouden de Duitsers wel zitten. Hierdoor raakte de boerderij van Bokhorst in brand (Zwiepseweg 137). De bewoners wisten zich te redden bij de buren, familie Kok op de Kempe, nr 139. Langzaam gingen de Engelsen weer verder, lopend, rennend, springend van boom tot boom, van schuur naar huis. Overal werd hevig geschoten. Korporaal Len Newton vertelde dat hij de tankcommandant een seintje gaf dat hij niet meer op de boerderij moest schieten (nr 139) want hij had er een van zijn mensen op af gestuurd. Maar de tankcommandant vuurde toch, de granaat sloeg boven het hoofd van de soldaat door de muur. “Ik heb er nog wat van gezegd tegen de tankcommandant, maar geen straf gekregen”. De plaats van de inslag is nog te zien in het metselwerk! Soldaat Johnny Martin bediende samen met zijn kameraad “Tich” Brown, een Bren machinegeweer, aan de rand van het bosje van het monument van Sickesz, tegenover de Cloese. Ze konden de hele Enk overzien. Bij het huis de Enkhorst (Hoge Enk 3, in 2005 vervangen door nieuwbouw) zagen ze een man in een boom zitten, als uitkijkpost. Ze vuurden er een paar patroonhouders op leeg en zochten vlug een ander plekje. Dat was maar goed ook, want de Duitsers bestookten het bosje meteen met mortiergranaten. Rennend van de ene boerderij naar de andere bereikten de soldaten van de B-compagnie de laatste boerderij het erve Lusink van de familie van Binsbergen (Zwiepseweg 135) Deze boerderij was ook al in brand geschoten. De Engelsen zochten dekking in de schuur die er achter stond. Maar om ook de huizen aan de zuidrand van Lochem te bereiken moesten ze het open veld over. En juist daar op de hoek Zwiepseweg en de Hoge Enk waren veel Duitse loopgraven. Gelukkig waren er wat tanks van de Royal Dragoon Gards over de weg naar voren gekomen. Die konden de Duitsers bestoken, zodat de Engelse infanterie minder beschoten werd. Sergeant Dicky Brew ging niet verder langs de Zwiepseweg naar Lochem. Hij moest met 9 man tegenover erve Lunsink een hoek afsnijden en door het roggeland heen het huis met het rieten dak, Somerset 1, bereiken, om er voor de zorgen dat de Engelsen niet meer van die kant beschoten werden. Maar in het roggeland hadden de Duitsers zich ingegraven en langs de Hoge Enk en de trambaan lag de Duitse hoofdweerstandslijn. Ze hadden een prima schootsveld. Nauwelijks had de sectie de Zwiepseweg verlaten of er sneuvelden vijf man. Brew, die achteraan liep, struikelde over prikkeldraad en werd daardoor niet geraakt. Hij rende terug naar de weg, waar een tank reed die de infanterie dekking moest geven. Aan de achterkant van zo’n tank is een telefoon ingebouwd. Brew schreeuwde door de telefoon dat ze naar links moesten vuren. Dat gebeurde meteen. Tot hun verbazing zagen de Engelsen toen ineens wel 30 Duitsers voor de dag komen uit hun gaten en bosjes. Ze werden krijgsgevangen gemaakt. Omdat er nog maar vier mensen over waren kreeg Brew de opdracht in het huis te blijven (Somerset 1). De Engelsen bereikten het huis, trapten de voordeur in en zaten nu wat veiliger. De tank die hen geholpen had kwam over de weg ook naar het huis, de bemanning kwam binnen en er zou thee gedronken worden. Maar de veiligheid viel tegen. Door een van de ruiten van de huiskamer kwam een kogel binnen, terwijl Brew er zijn thee stond te drinken. Naast hem stond tankbestuurder Bill Carwardine. De kogel ging dwars door de man zijn hoofd. Ze haalden er een Duitse hospitaalsoldaat, die gevangen was genomen, bij, maar die stelde vast dat er niets aan te doen was en dat de man niet lang meer zou leven. Maar de anderen van de tank zeiden; “We‘ve come all the way from Normandy with him, we’ll take him along”, ze wikkelden hem in een deken, legden hem op de tank en reden met hem weg. De B-sectie vervolgde haar weg en wist het huis op de hoek van de Zwiepseweg-Hoge Enk te bereiken. Vlak voor dit huis, dat toen een klein café was (no 134, in 2010 vervangen door nieuwbouw), zaten Duitsers, in loopgraven. Ze werden onder de voet gelopen. Even was er een gevecht van man tegen man. Soldaat Jones en sergeant Mc/Quillan werden hier later voor onderscheiden. In het café zat een Duitse luisterpost. Ze hadden nog kans gezien om de Duitsers aan de ander kant van het kanaal te waarschuwen, want niet lang daarna werd de Enk beschoten door zware Duitse artillerie. Het café werd het Engelse hoofdkwartier, waar ook tankdriver Carwardine werd binnen gebracht en stierf. De A-compagnie was intussen ook naar voren gekomen, zodat de beide compagnieën ieder aan een kant van de Zwiepseweg verder zouden oprukken. De C- en D-compagnieën zouden dat via Berkeloord doen. Zo zouden ze het centrum van Lochem via twee verschillende kanten naderen. Brew en zijn mannen werden afgelost en mochten gaan slapen. De gesneuvelden werden afgedekt met regencapes en de volgende dag begraven in het eikenbosje niet ver van de grote kastanje in de Enk (‘TG’ op de schets).. Barchemse weg Het 4th Bataljon The Wiltshire Regiment had vanuit Barchem inmiddels de hoofdweg naar Lochem genomen en ondervond weinig tegenstand. Ze kwamen langs hotel “De Dolle Hoed”, waarover ze hebben genoteerd: “Dit hotel zat vol oudere Nederlanders, die blijkbaar geen idee hadden dat er een oorlog aan de gang was en ze schonken er niet veel aandacht aan toen ze merkten dat dat wel zo was. Ze gingen gewoon door met eten en met het lezen van de kranten in de hal.’ (Het zal gegaan zijn over het P.W. Janssenhuis voor bejaarden, gevestigd in het pand waar vroeger hotel De Dolle Hoed was en tegenwoordig hotel Bon Aparte. red). Het bataljons-hoofdkwartier werd in de (helaas lege) bar ingericht. De telefoon deed het ook nog en de inlichtingenofficier, luitenant P. Hannam Clark nam de kans waar om de Duitse commandant van het Lochemse garnizoen te bellen en hem te zeggen dat de stad omringd was door Britse panserafdelingen en zijn overgave te eisen. Dit werd kortaf geweigerd. De telefooncentrale werd daarna om 15.00 uur opgeblazen. De Britten trokken verder richting Lochem. Bij de Kiezak, een paar honderd meter voor hotel Hoog Langen, lag het viaduct over de tramlijn Deventer-Borculo. Dat was ’s morgens al opgeblazen door de Duitsers. Hier was het terrein aan een kant open en werden de Britten hevig beschoten vanuit de Lochemse stadsrand. Toen de infanterie zich had ingegraven aan de bosrand kreeg commandant Peter Mellowes het bevel in actie de komen met zijn drie Sherman-tanks. Zo’n “troop” bestond uit vier tanks, maar Mellowes had eerder al een tank verloren. De bemanning bestond meestal uit 5 personen. Omdat er een groot open terrein voor hen lag, moest de aanval zonder infanterie uitgevoerd worden. Mellowes verkende het terrein te voet en constateerde dat er veel loopgraven lagen tussen huizenrand, Hoog Langen en de trambaan. Ze waren bemand door Duitsers van allerlei leeftijd, ook erg jonge soldaten. Er waren ook paratroeper bij. De drie tanks volgden eerst een bospad achter het witte huis “De Enk” en reden daarna de heuvel af de Enk in. In het huis woonde de fam. Mens. Mevrouw Mens was fotografe en zij maakte de foto van de tanks op de enk, Niet door de brievenbus, zoals vaak verteld, maar gewoon vanuit de tuin, dit grote woede van haar echtgenoot. In het huis bevonden zich ook diverse families vanuit Lochemse huizen nabij de Enk die het daar te riskant hadden gevonden en op “De Enk” hun toevlucht hadden gezocht. Een tank kwam, na te zijn aangeschoten, terug en begon op het huis te schieten. Engelse infanteristen waren inmiddels bij het huis gekomen en werden door de tank voor Duitsers aangezien. Maar de tankbemanning zag haar vergissing al gauw in. De twee overgebleven tanks zetten de aanval voort. Mellowes tank kreeg een Panzerfaust aan de onderkant, maar door snel achteruitrijden bleef tank in tact. De andere tank maakte een verkeerde bocht, waardoor hij aan de zijkant geraakt werd door een Panzerfaust. Vier mannen sprongen brandend uit de koepel en werden meteen neergestoten. De bestuurder zat lager en kon via een apart luik boven zijn stoel eruit springen. Hij rende naar de Duitse loopgraven, schoot een paar Duitsers dood met zijn revolver, greep van een van hun geweren en sloeg er daarmee op los. Intussen kwam Mellowes met zijn tank te hulp en pikte de bestuurder op. Ze maakten ongeveer 100 Duitsers gevangen, nadat ze het huis “De Enkhorst” in brand geschoten hadden. De getroffen tank bleef brandend achter. De koepel bleef de hele tijd met de mitrailleur schietend ronddraaien. Vriend en vijand moest steeds dekking zoeken voor rondvliegende kogels. Waarschijnlijk is ook Carwardine in Somerset 1 op die manier getroffen. Ook hij en de vier dode cavalaristen werden de volgende ochtend in het eikenbosje begraven. Niet ver er vandaan waren de graven van een paar Duitse soldaten. De jongste was net 16 jaar geworden. De uitgebrande tank heeft nog lang in het bouwland achter de Ten Bokkel Huininkweg gestaan. Lochem bevrijd Tegen 11 uur ’s avonds kon het 4th bataljon Wiltshires de opmars voorzetten. Ze trokken langs de Barchemseweg, en de zijstraten, de Nieuwstad binnen. De Somersets bereikten het centrum via Berkeloord en de Nieuweweg. Tegen 5 uur in de ochtend werd het stil. De eerste Lochemers kwamen op 2 april uit hun kelders en konden kennis maken met de bevrijders. Maar de genoemde afdelingen werden al gauw terug getrokken. Ze gingen via Barchem en Borculo naar Oldenzaal, waar ze een tijd konden uitrusten. Ze werden afgelost door Canadese afdelingen, zodat Lochem heel lang heeft gedacht dat de stad door de Canadezen bevrijd was. Gesneuvelde bevrijders De 11 op de Langense Enk gesneuvelde Engelse bevrijders zijn, samen met andere gesneuvelde militairen, herbegraven op een speciale Erehof op de begraafplaats in Barchem. Het zijn: Maurice Waterman Belton, Cavalerist 19jr, William Carwardine, Cavalerist 31jr, Robert Collins, Soldaat 35jr, John Maurice Duke, Soldaat 18jr, David Evans, Korporaal 20jr, Gordon Graham, Cavalerist 25jr, Leslie McCracken, Cavalerist 21jr, Alfred O’Pray, Cavalerist onb, Cyril Leonard Pearce, Soldaat 18jr, Thomas Henry Swarbrick, Soldaat 22jr, Albert Sidney William Warr, Soldaat 19jr. Gedenkteken Op 1 april 1988 is aan het begin van de trambaan/Somerset een monument opgericht voor de gevechten van de 43rd Wessex Division op de Langense Enk. Het monument ‘Somerset’ is een gedenksteen van Fins graniet, geplaatst op een hardstenen voetstuk. De voorzijde van de steen is gepolijst en draagt een heraldisch embleem. Het gedenkteken is 1 meter 75 hoog, 1 meter 25 breed en 90 centimeter diep. De tekst op de verticale steen luidt: ’43rd WESSEX DIVISION’. De tekst op het voetstuk luidt: ALL THE WAY FROM NORMANDY’ ‘4th. Bn. The Somerset Light Infantry (P.A.) ‘4th. Bn. The Wiltshire Regiment ‘The Sherwood Rangers ‘The 4th. / 7th. Dragoon Guards BEVRIJDERS VAN LOCHEM 1-2 april 1945 Elk jaar op 1 april wordt het beheer van het gedenkteken met een kleine plechtigheid overgedragen aan een volgende generatie eersteklassers van het Staringcollege. Bekijk het verhaal over bovenstaande bevrijding, zoals op Youtube verteld door Berry Swarthoff: https://www.youtube.com/watch?v=nDcKEVm5JzA&t=145s Voor een film over de herdenking van 70 jaar bevrijding in Lochem (2015) zie https://youtu.be/NP5p0UbgMgc