De bewaarschool aan de Blauwe Torenstraat 1880-1956

door S. Haanstra-Breukink

(verschenen in Land van Lochem 2002 nr 1)

De bewaarschool, de oude naam voor kleuterschool, in Lochem was in de jaren dertig gevestigd in de Blauwe Torenstraat.

Men kwam er binnen via een blauwe stoep die aan één kant werd afgesloten door een zwarte ijzeren leuning. Links en rechts van de ingang bevonden zich een paar lokalen met kleine meubeltjes. In mijn tijd was juffrouw Titia Kamphuis het hoofd van de bewaarschool. Zij werd bijgestaan door een vaste kracht, juffrouw Jo Beumer en afwisselend door de dames Fokkink, Jansen en Gaasbeek. Achter de lokalen bevonden zich de toiletruimten met heel kleine pleetjes op een rij. En dan was er de tuin. Twee grote kastanjebomen gaven er ‘s zomers schaduw en er was een grote zandbak. Twee grote en een heleboel kleine kruiwagens waren aanwezig en houten scheppen voor de jongens. Of er voor de meisjes ook poppenwagentjes waren herinner ik mij niet.

‘s Morgens om half negen werden de kleintjes door hun moeders, en soms ook wel door een dienstmeisje, bij de school afgeleverd. Vaders deden dat toen nog niet, het paste niet in het rollenpatroon. Meestal begon de les met het zingen van eenvoudige liedjes, zoals: Kleine krullenbol had zijn handjes vol, Daantje zou naar school toe gaan en Een veldmuis vond eens in het bos een lege notendop. Was er iemand jarig, dan hadden we groot feest, want dan werden we getrakteerd op “likkoekjes”. Dat waren kinderbiscuitjes voorzien van een gekleurd suikerlaagje in wit, oranje, roze, geel of lichtbruin en met een afbeelding van Mickey Mouse erop. En maar likken! Juffrouw Kamphuis stopte wel eens stiekem een zak koekjes in de handen van kinderen die vanwege de armoede in de crisisjaren geen traktatie konden meenemen naar school. Als een kind pijn of verdriet had nam juffrouw Kamphuis het op schoot en ze zong dan Nina

Haan 2

Bobo, een Indisch kinderliedje. Het werkte altijd. Soms was er consternatie, dan had een kind in de broek geplast of gepoept. Het moest dan naar huis worden afgevoerd en ik denk dat juffrouw Kamphuis voor zulke calamiteiten wel wat droge broeken in de kast had. De meeste jongens droegen lange kousen  met daarover leren knielappen om te voorkomen dat bij het vallen of kruipen de kousen stuk zouden gaan. Veel ouders hadden in die tijd geen geld voor nieuwe kousen.
In de klas werden we beziggehouden met matjes vlechten. We kregen een metalen pen met een gat erin waarmee gekleurde strookjes volgens een bepaald patroon in de matjes werden geregen. Als het matje klaar was kleefde de juffrouw de uiteinden aan de achterzijde vast met een kwastje gluton en dan mocht het werkstuk mee naar huis. En trots dat we waren! Ook werd er “geboetseerd” met pijpaarde, met een telraam gespeeld of met blokken. Ik geloof dat geen enkel kind met tegenzin naar de bewaarschool ging. Soms was er openbare les, dan mochten de ouders komen kijken hoe het in de school toeging. Halverwege de ochtend kwam tante Ras om de hoek kijken. Ze was heel  vriendelijk, droeg haar haar in een grijze knot, was steevast gehuld in een blauwe schort en droeg daarbij geruite pantoffels. Zij klapte in de handen en  riep dan: “Kinderen, allemaal naar de pleekamer.” Zij hielp, voor zover nodig, de kinderen uit en in de broek. Een kind dat van buiten kwam, droeg drie broeken over elkaar. De bovenste broek was van gebreide wol met een elastiek door de boord. Het vergde moeite om die broek omhoog te krijgen, hij “gleed” niet.

Bouwtekening

Eén keer was er groot alarm. Er liepen “pietjes” over de banken en dus haalde men bij Spaan ijlings jachtwater en een stofkam, waarmee we thuis onder handen werden genomen. Als Sinterklaas op school kwam was dat een geweldige gebeurtenis. Sinterklaas was de heer Frans Nieuwenhuis, die zich schitterend van zijn taak kweet. Voor zijn optreden werd hij door kapper Van Houtum op de Nieuwstad geschminkt. Mijn zusje en ik mochten zijn stoel klaarzetten, dat was een hele eer maar het beangstigde ons toch ook. Sommige moeders hadden de indruk dat hij hun ook wel een blik gunde! We kregen een eenvoudig speeltje en een taaitaaipop en zongen de sint uit volle borst toe. Als het warm weer was ging de hele bewaarschool uit wandelen. Rens Haanstra, die een braaf jongetje was, mocht de tweeling bij de hand houden. Dat heeft naderhand nog gevolgen gehad… We liepen door de Gloep naar het plantsoen bij het kerkhof aan de
Zutphenseweg en vandaar ook wel door naar de Zandkuil. Wat genoten wij dan. In de tuin spelen deden wij ook graag. Juffrouw Kamphuis gaf aan welke twee jongens de grote kruiwagens mochten hebben. In de verdeling van deze fel begeerde attributen was zij strikt eerlijk. Er werd elk jaar ook een foto gemaakt van de hele school. Iedereen keek braaf in de lens. Als het ‘s winters in de klassen donker werd, werden de gaslampen aangestoken. Dat was spannend: eerst de kraan open, een lucifer erbij, een zacht gesuis, eerst een flauw licht en langzaam werd het helder.
Ja, die bewaarschool was voor veel kinderen een fijne school, wij denken er met veel genoegen aan terug.