De Oude school aan de Zuiderwal Tot ver in de 19e eeuw leerden alle kinderen van Lochem lezen, schrijven en rekenen in de enige (lagere) school aan de Zuiderwal. Het onderwijs stond sterk onder invloed van de Nederduitsch Gereformeerde kerk, die min of meer als staatskerk gold. De lagere school werd dan ook meestal aangeduid als de Nederduitsche school. Over de geschiedenis van de school kunnen we een en ander ontlenen aan een artikel dat Eddy ter Braak in 2013 publiceerde in Land van Lochem. Dat artikel ging over Gerrit Helmus Snel, hoofd van de school van 1795 tot 1829. De Nederduitsche School stond aan het Kloosterstraatje, dat de Achterstraat verbond met de Zuiderwal. Nu heet het straatje de Schoolstraat. De school was sinds 1646 gevestigd in wat voordien de kapel van het Grote Convent was geweest. Samen met de magistraat verzorgde de kerk het toezicht op de school en het onderwijs. Toen bijvoorbeeld in 1723 de schoolinstructie werd vernieuwd, werden als toezichthouders benoemd Gerrit Jan Thomasson (namens de magistraat) en ds. Bernard Westenberg (namens de kerk). Een leerkracht moest, om benoemd te kunnen worden, van Nederduitsch Gereformeerde gezindte zijn. Het schoollokaal in de voormalige kapel bestond oorspronkelijk uit één grote ruimte, waarin alle leerlingen per leerjaar gegroepeerd bijeen zaten. Meer dan 200 kinderen bijeen in één grote ruimte, verdeeld in meerdere leerjaargroepen. Tijdens het Bataafse Gemenebest werd in 1802 van de toezichthouders een oordeel gevraagd over de kwaliteit van het onderwijs op de school. Dat oordeel, opgetekend door Hermannus Joachim Thomasson, die inmiddels zijn oom Gerrit Jan was opgevolgd als toezichthouder namens de magistraat, was onverdeeld gunstig, zeker ook over meester G.H. Snel. Hij baseerde dat op het feit dat alle 228 leerlingen goede tot uitstekende vorderingen hadden gemaakt. Had hij, als burgemeester van Lochem anders kunnen oordelen? Tegen het eind van de 19e eeuw vonden er in Lochem allerlei ontwikkelingen plaats in infrastructuur, industrie en toerisme. Het stadje groeide allengs in inwonertal en de enige school barstte uit zijn voegen. Met pijn en moeite besliste de Gemeenteraad dat niet viel te ontkomen aan de oprichting van een tweede openbare lagere school. In 1896 werd School II geopend aan de ‘Grintweg op de Zuiderenk’ (tegenwoordig Burg. Leenstraat). De twee scholen bevonden zich dus min of meer aan weerszijden van de gracht, verbonden door een pas aangelegde brug. Die aan de Zuiderwal ging in het vervolg als School I of Oude school door het leven. In het begin van de 20e eeuw kwamen er lagere scholen van Protestants christelijke en Katholieke signatuur bij. Uit het begin van de 20e eeuw dateren ook de herinneringen die Herman Schuttevâer in 1990 noteerde in zijn ‘Een stadswandeling omstreeks 1915’. “ En daar is dan ook de Oude School, van negen tot twaalf en van half twee tot half vier. Daar, bij de stadspomp in de Schoolstraat, wacht soms om half vier een moeder haar twee zoontjes op met een goudreinet (..) Het langwerpige schoolplein, omsloten door het huis van Jan Swaters aan de ene en het brandspuithuisje bij de school aan de andere kant; en aan beide lange kanten enerzijds de diepe tuinen van de Smeestraathuizen (te beginnen met de tuin van de dames Spaan van de drogisterij) en aan de andere zijde de gracht met uitzicht op de kwekerij van Jonassse en, na een wasdag, de met het wasgoed bedekte bleek.(….) De school. De klasse-onderwijzer Frederiks is driftig en kan je aan je haren de bank uitsleuren. Meester Ockels, niet sterk van gezondheid, is zachtmoedig en begeleidt het ‘zingen’ op zijn viool. “ In de vele jaren dat de Oude school aan de Zuiderwal dienst deed waren er tientallen leerkrachten werkzaam en leerden er honderden kinderen lezen, schrijven en rekenen. Het zou een waar monnikenwerk zijn om al hun namen te achterhalen. En het zou slechts een lange opsomming opleveren en een saai verhaal. Wij volstaan daarom met een paar toevallige grepen uit de lange periode, ingegeven door materiaal dat pasklaar voorhanden is. De oudste foto in ons archief betreft de klas van meester van Krimpen uit 1917. Dit is de periode waar Schuttevâer over schrijft, maar hij had blijkbaar een andere meester. Op een foto van omstreeks 1935 poseert zo te zien de hele school, inclusief vijf leerkrachten. Meester Groothuis heeft, als hoofd der school, als enige een stoel gekregen. Over de periode na de oorlog zijn diverse herinneringen te vinden op schoolbank.nl. Daaruit valt het volgende op te maken. Zoals op veel scholen stonden de ‘juffen’ voor de lagere klassen. De juffen Onderwater en Kruizinga hadden al voor de oorlog de jongste leerlingen onder hun hoede en deden dat nog tot in de vijftiger jaren. Schoolhoofd Jonker gaf, zoals ook op bijna alle scholen, les aan de zesde klassers. Veel genoemde namen van onderwijzers zijn verder Boerman, Schuurman en de Boer. Opvallend is hoe verschillend leerlingen tegen hun leerkrachten konden aankijken. Zo wordt juffrouw Kruizinga zowel ‘kindonvriendelijk’ genoemd als met ‘empathisch gevoel en humor’. En over schoolhoofd Jonker wordt door de een gemeld dat hij ‘driftig met een kort lontje’ was en volgens een ander was hij ‘hoffelijk, een beetje statig en altijd vriendelijk’. Iedereen was het wel eens over de staat van het schoolgebouw: het was aftands en het stonk er. Helemaal natuurlijk als je een gommetje of iets dergelijks legde op de hete kachel in de hoek van het klaslokaal. Maar hoe dan ook, het gebouw was oud en der dagen zat. Dus verhuisde de school, inclusief schoolhoofd Jonker en bijvoorbeeld meester de Boer, in 1964 naar het oude MULO-gebouw aan de Barchemseweg. De MULO had immers nieuwbouw betrokken aan het van Lutterveltplein en ook de HBS had het gebouw niet meer nodig als tijdelijk onderkomen. Dat betekende het einde van de ‘Oude school’ en in 1972 verdween ook ‘School I’, omdat alle Lochemse scholen nieuwe namen kregen. Het werd niet de naam van een van de schoolhoofden uit het eigen verleden, maar die van meester G.Prop, lange tijd schoolhoofd van de in 1896 opgerichte School II, maar zeker zo bekend vanwege zijn schoolmethode voor aardrijkskunde en vanwege zijn beschrijvingen van de historie van Lochem. Op de oorspronkelijke plaats van de ‘Oude school’ kwam een instructiezwembad en inmiddels een appartementencomplex. Bronnen: Lochems stadsschoolhouder en stadsrentmeester omstreeks 1800 Gerrit Helmus Snel door Eddy ter Braak. 2013-01 pag 14-23. Een stadswandeling omstreeks 1915 door prof H. Schuttevâer, Lochem 1990