Boerderij “Klein-Veldkamp” B 34 te Laren door Steven Jan Hijink (verschenen in Land van Lochem 2005 nr 1) Ik ben geboren 8 februari 1934 op Klein Veldkamp te Laren (Gld). Hier volgt mijn eigen verhaal van de bevindingen bij de Bevrijding in het voorjaar van 1945. Goede Vrijdag 1945. Datum 30 maart Het was een mooie voorjaarsdag. Veel vliegtuigen in de lucht, het is erg onrustig, men praat met elkaar, is de bevrijding in aantocht? ‘s Middags is er bij Hilbert in de weide, welke is omzoomd met houtsingels, een voetbalwedstrijd van twee elftallen, bestaande uit onderduikers en piloten. Wij als jongens er naar toe. Bij thuiskomst was Meester Plomp en zijn vrouw bij mijn vader en moeder op visite. Meester Plomp had het met mijn Vader over de Oorlog en Bevrijding, ze kwamen tot de gedachten dat op een morgen de Engelsen voor de deur zouden staan, zo werd er gepraat die middag. Dat de bevrijding veel ingrijpender zou zijn, konden we allemaal niet bevroeden. Zaterdag 31 maart ‘s Morgens eerst wat betrokken weer, maar tegen de middag komt de zon en met apart veel vliegtuigen in de lucht, men praat er is toch wat te doen wat de bevrijding betreft, ook op de weg veel Duitsers met voertuigen en materieel richting Holten, de glorie is er wel af. De vliegtuigen vertragen de terugtrekkende Duitsers, overal staan ze onder dichte bomen. In de namiddag krijgen de Engelse vliegers een munitiewagen te pakken bij Willem Lensink. Het is een apart schouwspel, nooit zoiets meegemaakt. Het huis van Lensink verbrandt voor het grootste gedeelte en de munitie doet de rest. Vanaf nu ligt het burgerleven ongeveer stil. In de avond komen er zomaar gravers uit Ellecom, deze mensen werkten bij de T.O.D. (de Organisation Todt) in hun woonplaats, maar zijn in de namiddag over de IJsselbrug bij Zutphen de Achterhoek in gedreven naar Laren en omgeving. De T.O.D. Commandeert onderdak bij elke boerderij ± acht personen; die moeten te eten hebben en een plek om te slapen. Daar wordt door de bewoners in het gebied goed voor gezorgd. De leiding deelt mee dat ze de andere morgen om zeven uur klaar moeten staan want er moet richting het Kanaal gegraven worden. Wat een toestand, bericht verzenden naar hun vrouwen en/of familie was niet mogelijk. 1 April. Eerste Paasdag Vanmorgen om zeven uur zijn de gravers vertrokken richting Lochem; ze komen in de namiddag weer terug, zeer ontdaan: ze waren beschoten van over het kanaal. De T.O.D. had de benen genomen richting Duitsland, de gravers waren vrij. De andere morgen zijn ze vertrokken richting Gorssel en met de boot over de IJssel. Niet alle gravers zijn toen vertrokken, een aantal is nog wat dagen gebleven. Overdag veel terugtrekkende Duitsers, steeds vliegtuigen in de lucht om te verkennen en te vertragen wat het Duitse verkeer betreft. In de avond komt er een groep jonge Duitsers met een aantal kanonnen. Eten hebben ze bij zich, maar dat moet wel door de vrouwen gekookt worden. Ze zeggen dat er niet geschoten zal worden omdat ze rust achter zijn, ze houden zich aan hun woord. Ondertussen veel verkeer van terugtrekkende troepen door de Veltkampersteeg; ze gaan niet door Laren omdat Lensink nog brandt. 2 April. Tweede Paasdag De soldaten met hun kanonnen zijn gelukkig weer vertrokken. Ze vertellen ons dat we nog wel eens kanonvuur van over het kanaal kunnen krijgen, ondertussen zijn enkele boerderijen zoals de Veldbakker, maar ook huizen in het dorp, volgepakt met munitie, waar loopt dat op uit. Overdag weer vliegtuigen in de lucht, van een normaal leven is geen sprake meer, veel beschietingen op de wegen. ‘s Avonds komen uit de buurt onderduikers, en ook Evert Kok, om te kaarten. Evert vertelt dat de Engelsen bij Eibergen zijn en richting Lochem komen, we kunnen het haast niet geloven. Wel veel explosies, dat zullen wel bruggen en munitieopslagplaatsen zijn. Om half elf verlaten de onderduikers na het kaarten ons huis. Er is een vreemd geluid in de lucht dat we niet kennen, het volgende moment vallen er granaten vlak bij onze tuin op de kamp, maar ook op afstand en bij de Veldbakker. Allemaal halsoverkop naar de kelder, van Dongeren en vader en moeder hadden de kelder ingericht omdat we een gewelfde kelder hadden, ook betrekkelijk veilig, ook voor een W.C. was gezorgd, een melkbus. De eerste nacht in de kelder, van slapen kwam niet veel, toch in het laatst zakte je weg, met de regelmaat vallen er granaten, begint het nu pas kritiek te worden, we weten het niet. Dinsdag 3 april Vannacht zijn de onderduikers Jan van de Veldbakker en Henk gekomen en vragen of dat goed is, de Veldbakkers zelf zijn naar Mensink gevlucht met paard en wagen en wat ze mee konden krijgen op de wagen en koeien er achteraan. Gerrit van de Slootsmid is ook bij ons gekomen, zijn vader en moeder en de anderen hebben het huis verlaten en zijn naar Vreeman gegaan. Het wordt steeds rumoeriger, veel Duitsers aan de deur om eten, wat onder dwang ook wordt meegegeven, naar hun zeggen voor gewonden. Ook veel vliegtuigen in de lucht, een grote koppel koeien wordt voortgedreven richting Holten door de Duitsers. Moeder Hanna wil graag, omdat het hier zo kort bij het dorp en kanaal is, naar Schoonhagen naar haar zuster, maar vader is daar niet voor om reden: direct komen we zo in de veecolonne terecht, waar blijf je dan. In de morgen ineens zware ontploffingen, vanuit de kelder waar we allen in zitten, wordt meteen gedacht aan de Veldbakker, de munitie is tot ontploffing gebracht en de Pastorie in Laren ondergaat het zelfde lot, de Kerk wordt daarbij zwaar beschadigd. De onderduikers Jan en Henk zijn des donders, maar vader Hendrik wil hun bepraten, maar ze gaan toch onder beschietingen wel kijken wat er precies is gebeurd en komen na enkele uren terug. Ondertussen trekken Duitsers met voertuigen terug, maar op dezelfde momenten komen Duitsers om eten en vertellen dat een Engelse tank en nog één over de Dochterse brug is geweest, één bij de school door hen kapot geschoten, de bemanning met één tank weer terug over het kanaal. Het blijft een roerige dag; de nacht die volgt wordt er van over het kanaal met kanonnen in onze richting geschoten en in de buurt, dit is ontstaan door de kanonnen van de Duitsers die bij ons op de kamp stonden en zijn waargenomen door de kleine vliegtuigen (verkenners) van de Engelsen. De andere morgen na een zeer angstige nacht, gaan de eerste mannen naar boven; ze komen terug en vertellen dat alle koeien en jongvee nog springlevend zijn en ook de honden Juno en Tinka, dat valt ons allemaal erg mee, dan moet er ook gemolken worden, vader en Teunis doen dat, ondertussen wordt het licht. Dan is het woensdag 4 april Na een angstige nacht is het in één keer rustig, allemaal de kelder uit, maar wat een schade aan de boerderij, in de grote keuken ligt de schoorsteen vanaf het dak, de kachel op de kop, alle ramen kapot en de mannen zeggen: wat hebben we geluk gehad want er is geen brand uitgebroken, de koeien en de honden zijn gespaard. Wat te doen; het is in onze omgeving rustig, op afstand wordt nog wel geschoten. Van Dongeren stelt voor om wat op te ruimen, zij hebben van hun boekhandel karton meegebracht dat is voor het dichtspijkeren van de gebroken ruiten. De woensdagmiddag is een prachtmiddag, Arie van Nieteman, een onderduiker, van beroep bakker, zegt: ik ga wat brood bakken. Welke middelen hij daar voor had weet ik niet meer, maar het kwam wel klaar. Wat een middag; allen om de tafel, twee gezinnen met erbij onderduikers Het huis is wat gerepareerd; wat nu verder. Tegen de avond wordt er weer geschoten richting van of over het kanaal en ook uit de richting Almen; het is met de rust gebeurd, maar weer allen de kelder in. Als het donker wordt, komen er Duitsers bij de boerderij, deze verplaatsen zich altijd in de buurt, ze hebben mitrailleurs bij zich, schieten even en weg zijn ze weer. Maar wat horen we daar tussendoor, het zijn tanks op afstand, ze naderen zeer langzaam van richting Almen naar hier. Deze schieten met regelmaat op de Duitsers die zich altijd verplaatsen, bij dat schieten komt kruitdamp vrij en in de kelder, wat zeer benauwd is, maar we mogen zo min mogelijk hoesten. Dit gaat zo uren door, tot in de morgenuren, de Duitsers willen dan naar binnen maar wij doen de deur niet los. Het schieten over en weer ligt een hele tijd stil. De dag 5 april doet zijn intrede Het wordt lichter, dat kunnen wij zien door het kelderraam om ± zes uur. We zijn allen nog in de kelder; vertrouwen het geheel niet. Dan weer soldaten om de boerderij, wie toen sprak van de mannen weet ik niet meer, maar één zei: dat zijn vast Engelsen. Allen stormden de trap op naar boven, we deden de zijdeur open en riepen: Engelsen, heel andere pakken en andere helmen dan we gewend waren. Als antwoord kregen we dat ze Canadezen waren, wat een blijdschap, als kleine jongen had ik nog nooit zulke blijde mensen gezien. Ze willen op onze boerderij blijven, een gedeelte wil slapen, het zijn ongeveer twaalf soldaten. Door Teunis wordt stro naar beneden gegooid, ook om de keukentafel zit een groep, ze delen sterke drank uit hun veldflessen. Moeder zit er ook tussen en zegt tegen één van de soldaten: ie bunt nat, hij zegt: ja, kanal. Toos is met de soldaten aan de praat in het Frans want het zijn allemaal Frans Canadezen. Vader is op de deel met een soldaat in het Frans aan de praat, wel wat gebrekkig maar ze kunnen elkaar redelijk goed begrijpen. Hun gesprek op de deel vordert en de Canadees vraagt, zijn er nog Duitsers, vader zegt dat hij dat niet weet maar vertelt wel van de afgelopen nacht, dat beaamt hij en zegt dat hij daarbij aanwezig was geweest. In deze ochtendschemer, wat de voorbode was van een mooie voorjaarsdag, kwamen op dat moment een aantal gewapende Duitsers achter de roggeberg vandaan. De Canadees waar vader mee sprak riep: Hensup, maar dat deden ze niet, ze schoten direct en de Canadees viel direct neer. Wat een schrik, vader heeft geluk gehad, hij is niet geraakt en kwam in het voorhuis en riep: allemaal de kelder in, het is helemaal fout. Ondertussen dat de Duitsers begonnen te schieten kwamen een groep buurlui richting onze boerderij. De Canadezen waren bij hen geweest, maar verder getrokken met als eindpunt Klein-Veldkamp. Men was blij en zong, maar toen de Duitsers begonnen te schieten en de Canadezen, kwam een gedeelte van de buurlui bij ons in de kelder, maar ook een gedeelte kwam bij de Duitsers terecht achter de roggeberg, paniek verschrikkelijk, ook enkele gingen de achterdeur van de boerderij binnen waar toen heftig werd geschoten. Door de Duitsers is met een Panserfuist (Panzerfaust) boven achter in de boerderij geschoten, na een klein tijdje brandde de boerderij. In de kelder, welke propvol zat, werd op een bepaald moment gezegd: de loze brandt. We zouden allemaal maar rustig naar boven komen, maar met het naar boven gaan, zag je de boerderij branden door het kleine zijraam. In de keuken zat een gewonde Canadees en in de gang werd je langs een schietende mitrailleur geduwd. Er werd haast niet gesproken, de onderduikers Jan en Henk pakten je aan de gang door naar buiten de voordeur uit. En toen maar kruipen naar de bergen van Groot-Veldkamp, daar even geweest. Vader, moeder, Gerrit en ik waren bij elkaar, we waren hier betrekkelijk veilig, nog steeds kwamen er mensen uit onze boerderij via de voordeur. Mientje van Dongeren gaf het op. Vader zei: dat gaat niet goed, ondertussen waren Jan en Henk ook bij ons; vader vroeg hun om Mientje op te halen, dat hebben ze gedaan dat was een heel gevaarlijke omstandigheid, want je moest een open plek over. Ook wij, achter de berg, konden onder aan de enk achter de bomen, dat is op ± 250 meter afstand, de Duitsers zien schieten in de richting van onze boerderij. Daarna verder terugtrekken met enkele Canadezen en buurtgenoten bij Groot-Veldkamp, daar was een gewonde Canadees die maar wees naar de grond, de meest veilige plek bedoelde hij. Toen naar de schuilkelder gekropen, ook helemaal vol, maar verder richting Nieteman al kruipend naar binnen. Daar hadden ze de koeien net naar buiten gedaan. Allemaal in de koestal tussen de muren, daar waren ook enkele Canadezen die van de zolder de Duitsers onder vuur hielden. De onderduikers wilden helpen verdedigen maar daar werd een stokje voor gestoken, dat heeft zo enkele uren geduurd, de Duitsers bleven achter de bomen aan de Enk in onze richting schieten maar bleven wel op afstand. Op een bepaald moment om ± half elf breekt er paniek uit, men denkt dat de Duitsers zullen terugkomen, want men telt de Canadese soldaten, dat is gering van aantal. Enkele vluchten naar buiten en worden beschoten door Canadees vuur vanaf de Slootsmid, dus door eigen vuur. Tante Hanna en Toosje van Groot-Veldkamp zijn daar ook bij die vluchten. Direct grijpt de officier in, tenminste hij heeft enkele blokjes op zijn jas, en werkt ons allen bij Nieteman de kelder in en neemt zelf plaats op de trap. De toestand blijft uren zo, er wordt wel wat geschoten maar op afstand, in de kelder wordt weinig gepraat, omdat we moe zijn en angstig dutten we wel eens in. De officier deelt eerst wel snoep uit maar is er een keer door. Om ruim vier uur auto’s om de boerderij van Nieteman. Het gezicht van de officier begint te stralen, daar zijn de kameraden van hem en onze bevrijders. Veel soldaten en materiaal komen tegelijk, zijn we nu echt bevrijd? De taal is gebrekkig maar we begrijpen elkaar toch wel. Ze bedoelen: te veel volk bij elkaar, er moet een groep naar Groot-Veldkamp en zij gaan mee, onder hun geleide vertrekken we, vader en moeder zijn er ook bij. Langzaam lopen we naar buiten, we zijn nog maar net aan de weg en ontdekken in een éénmansgat bij de berg, Tante Hanna met Toosje op de arm en met ± één meter water er in, ze was daar met Toosje in gesprongen om ± half elf in de morgen. Ze werd er uit gehaald en zijn naar Groot-Veldkamp gewandeld. Daar aangekomen waren heel veel soldaten en materiaal, ze waren aan het kanonnen plaatsen om de boerderij, ook kregen we te horen dat er nog wel eens granaten van uit Holten terug konden worden geschoten. Bij Groot-Veldkamp werden de families samengesteld, dus wie bij wie hoorde, dat lukte niet helemaal want in de morgen waren er ook wat naar Tjoonk gevlucht. We kwamen er ook achter dat niet alleen de boerderij verbrand was, maar ook de schuur was in vlammen op gegaan, zover we na konden gaan vanaf Groot- Veldkamp. Wat een ramp, men praatte er met elkaar over. We hebben uit onze boerderij niets mee kunnen nemen, ik meen te weten één tas. De Canadezen waren nog steeds op onderzoek uit en kwamen er achter dat de bevrijding nog een grotere tol dan de boerderij had opgeëist, namelijk dat Tante Dina van Koeslag op onze boerderij was verbrand en twee van hun kameraden, Canadezen dus. De avond van de 5de april 1945 was een trieste bedoening Ondertussen was er een groot aantal soldaten met materiaal aanwezig. Ik zag voor het eerst zwarte en gekleurde jongens, ze waren vriendelijk voor ons. De kok stak zijn branders op olie aan en we kregen te eten, daar was de hele dag nog niet van gekomen. Het was bij Groot-Veldkamp een drukte, de soldaten gingen hun slaapplaats maken, met ons als burgers werd overleg gepleegd waar we die nacht zouden slapen. Kinderen en ouden van dagen in de kelder en verder in de grote keuken op de vloer en slaapkamers. Vanuit Laren kwamen mensen die hun zoon hadden verloren, ook dat er nog bij. Het was de familie Kuiper, bakker uit Zutphen. Gerrit Jan oom en Hanne meuje boden direct aan dat Hendrik en Hanna van Klein- Veldkamp en hun kinderen Toos en Jan op hun boerderij konden blijven omdat zij geen huis meer hadden. De Canadezen hadden het kookhok ingericht als commandopost. Later hebben wij daar gewoond tot we naar boerderij Plekkenpol zijn gegaan. Nu wil ik dit verhaal beëindigen op de avond van 5 April 1945. ‘s Nachts als een blok geslapen met veel mensen er om heen die veel verdriet hadden en ook nog dagen niet uit de kleren waren geweest. Dat zal veel meer mensen zo overkomen zijn. Nu is mijn verhaal ten einde.