Jongensinternaat op Ampsen (1951-ca. 1969) ‘Vakopleiding, een stoot in de goede richting’, kopte het Haarlems Dagblad in 1954. In een artikel over jeugdwerk wordt gedetailleerd verslag gedaan van zgn. V.B.S kampen (Vorming Buiten Schoolverband), waarvan het voormalige Kamp Ampsen deel uitmaakte. ‘De jongens krijgen een vooropleiding tot varensgezel, hoofdzakelijk voor de kustvaart. Voldoen zij na een verblijf van vijf maanden aan zekere eisen dan worden zij doorgestuurd naar de schippersinternaten in Dieren of Dordrecht, waar (weer gedurende vijf maanden) de laatste hand aan hun opleiding wordt gelegd’. Volgens de krant gaat het in Ampsen ‘niet alleen om dat jongens de grondbeginselen van het vak worden bijgebracht, maar ook dat zij ‘arbeidsgeschikt’ worden gemaakt en dat zij leren zich sociaal aan te passen’ Dit verhaal is opgetekend en van afbeeldingen voorzien door Wim de Vries, een vroegere bewoner van Kamp Ampsen. Hij werd als zoon in een gezin van het personeel op het kamp in 1953 geboren. Het zijn zijn herinneringen aan het leven, werken en de opleiding in Kamp Ampsen. KAMP AMPSEN Op 1 juni 1951 werd de opleiding tot varensgezel (ook wel lichtmatroos genoemd) van het Kamp Eerde in Ommen naar Ampsen overgeplaatst. Het internaat in Ampsen was van 1951 tot 1969 één van de jongensinternaten die onder de directie van Bijzondere Jeugdzorg van het Ministerie van O.K. en W. (Onderwijs, Kunsten en Wetenschap) viel en plaats bood aan ca. 90 niet meer leerplichtige jongens voor een opleiding t.b.v. de kust- en binnenvaart. De jongens kwamen hier meestal terecht vanuit maatschappelijk werk, via zgn. ‘contactambtenaren’, maar daarnaast melden zich ook jongens uit vrije wil die een opleiding tot varensgezel verkozen. De opleiding bestond uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Het theoretisch deel van de opleiding vond in Kamp Ampsen plaats, waarna de opleiding kon worden voortgezet in Dieren op het opleidingsschip: de klipper ‘Van Kinsbergen’ of in Dordrecht op ‘Hollands Glorie’, het voormalige lichtschip ‘Haaks’. De varensgezellen in spé werden in het internaat verdeeld in 5 groepen. Elke groep bewoonde een eigen houten barak die stoere namen droegen zoals: Matrozen, Janmaats, Runners, Vikings en Brandaris. Elke groep had twee begeleiders. Zij verbleven ook in de houten barakken, maar hadden wel een eigen kamer. In de roerige 60-er jaren waren veel van de groepsleiders, dienstweigeraars, de zgn. gewetensbezwaarden. Er bestond toen nog een dienstplicht. In de herinnering liggen nog de begeleiders Tazalaar, Hoppe, Speelman, Assen, De Jong, Zweers, Meerman, Daalderop, Hofstee en de handenarbeid leraar Hertgens. HET KAMP Bij de ingebruikname van het kamp in 1951 stonden naast de toegangspoort van het kamp nog twee wachttoren en was het kamp afgesloten met hekken. Zowel wachttorens als hekken zijn later verwijderd. De grote brandvijver met een van de groepsverblijven en de ‘stormbaan’. Op het kamp stonden voornamelijk houten gebouwen en barakken, waar niet alleen de jongens verbleven maar waar ook de staf van het kamp met familie in woonde. Zoals de commandant van het kamp, de heer de Vries (later directeur genoemd) en de adjudant de heer Van Doorn. Hij emigreerde in 1957 naar de V.S. en werd opgevolgd door de heer Lustenhouwer. Er stonden slechts drie stenen gebouwen op het terrein: de ziekenboeg, het magazijn en nog een klein gebouwtje dat dienst deed als brandweerkazerne. In deze kazerne stond de brandweerwagen van het kamp, een handkar voor ververvoer van spuitmaterieel en bluswater wat uit de vijvers van het kamp werd ingenomen. Deze brandweer moest op 11 juni 1955 in actie komen om de brand in de oude kampkeuken te blussen. Gelukkig samen met de brandweer van Laren en Lochem kregen zij de brand snel onder controle en bleven de overige gebouwen bewaard. Doordat een nieuwe keuken even voor de brand in gebruik was genomen hebben de maaltijden niet onder de brand geleden. Op het terrein stond een groot centraal magazijn wat ook dienst deed voor een aantal andere internaten. De leiding in het magazijn was in handen van de heren Overmeer en Ossebeck. De heer Ossebeck beschikte over een oud model Renault die alleen bij goed weer werd gebruikt. Een eigen bron en waterleidingnet zorgde voor de watervoorziening op het kamp. Transport op het kamp werd met handkarren uitgevoerd, één kar voor het vervoer van melkbussen en een andere om het afval naar een, met de hand uitgegraven, kuil te vervoeren. Als de kuil vol was werd het afval verbrand, met aarde toegedekt en werd er een nieuwe kuil gegraven. Het transport Meneer Stok was een graag geziene man op het kamp. Naast dat hij de kleermakerij op het kamp bemande, beheerde hij de kiosk in het portiershokje, wat later werd verplaatst achter het kampmagazijn. Het zakgeld van fl.1,25, dat elke zaterdag werd verstrekt, werd bij hem vrijwel direct omgezet in snoep en rookwaren. Van zondagsrust was weinig sprake. Naast het kamp was een schietbaan gesitueerd die op zondagochtend door jagers, jachtopzieners, politie en andere schietgrage personen werd gebruikt. Een hels lawaai!. In 1968 werd het nieuwe Mr. De Jonghhuis gebouwd waarover de heer Lustenhouwer de leiding kreeg. Op 5 maart 1969 werd het gebouw officieel geopend door minister Marga Klompé van CRM. Het Mr. De Jonghhuis bood gelegenheid voor het geven van cursussen en symposia, voor groepen mensen van buiten het kamp. Het huis was compleet met keuken, eetzaal en recreatiezaal, Eerste-steen-legging voor een van de gebouwen van het nieuwe internaat door de directeur. LEVEN OP HET KAMP Het dagelijks leven op het kamp ging er spartaans aan toe: de jongens sliepen op zelf gevulde stromatrassen in barakken waar per barak slechts één grote kolenkachel aanwezig was. Elke ochtend en avond marcheerden de jongens groepsgewijs naar de appelplaats waar mededelingen over het dagelijks programma, ziek- of afwezigheidsmeldingen werden gedaan. Elke groep had z’n eigen groepsleider en daarnaast werd binnen de groep een ‘Bootsman’ en vier ‘Bakkenisten’ gekozen die samen het bestuur van de groep vormden. Dit bestuur werd elke zes weken weer op democratische wijze vernieuwd. Appèlplaats met vlaggenmast Slechts op zondagmiddag hadden de studenten ‘vrijaf’ en mochten zij de poort uit. Uiteraard hield een groepsleider altijd een oogje in het zeil. De groep jongens toog meestal naar het 4 km verderop gelegen Lochem, waar zij niet altijd met open armen werden ontvangen. De Lochemse jeugd had meestal niet veel op met vreemde snuiters uit andere delen van het land. Een enkele maal gebeurde het dat een pupil de benen nam tijdens deze uitstapjes naar Lochem. Meestal duurde de vlucht niet lang en bracht de politie de ‘delinquent’ al snel weer terug naar kamp Ampsen. In de recreatiezaal van het Mr. De Jonghhuis werden ook avonden voor de jongens georganiseerd. Filmavonden met films van de ‘Dikke en Dunne’ of cowboyfilms. Maar ook educatieve nautische films of evenementen met een cultureel karakter. In het kader van de culturele ontwikkeling werden via het ministerie van O K & W. artiesten ingehuurd, zoals bv. de pantomime speler Rob van Reijn, de danser Frans Raval en de gitarist Frans van Schaik. Bij deze voorstellingen werden meestal ook de kinderen van het personeel uitgenodigd. De twee hieronder geplaatste foto’s zijn gemaakt tijdens het afscheid van adjudant, dhr. Van Doorn. Op de eerste rij zit de familie Van Doorn en 2e van rechts dhr. Schats van O.K.&W. Op de 2e rij van rechts: dhr. Ossebeck en dhr. en mw. Konink. Het toneel in de recreatiezaal met dhr. Van Doorn. Hoogtijdagen werden in het kamp groots gevierd. Op Koninginnedag was het in Kamp Ampsen kermis! Veel medewerkers van het kamp bleken ware kermisexploitanten en bouwden heuse schiettenten, een ballentent, een touwtje-trek tent, een kussengevecht tent etc. Het terrein vóór het centraal magazijn stond vol met kraampjes, waar allerlei pullaria was te verdienen. Maar ook het Sinterklaasfeest was een groots feest voor zowel de jongens als de kinderen die op het kamp woonden. Evenals het Kerstfeest, waarbij de heer Jacobs (kok van het kamp) een verbluffend goed kerstdiner serveerde voor ruim honderd mensen. Met driekoningen gingen de kampkinderen verkleed het terrein rond, maakten muziek en bedelden voor snoep. Het vervoer van en naar het kamp was niet altijd eenvoudig. Aanvankelijk was er een bushalte van de GTW vlak voor de ingang van het kamp. De route ging over de oude brug vlak bij het station van Lochem. Kinderen van het personeel gingen met deze buslijn naar school. Echter, toen op 4 juli 1955 de andere brug over het Twentekanaal, die in de oorlog was kapotgeschoten, weer hersteld was, werd de route van de bus verlegd naar de Exelse tol, een tweetal km bij het internaat vandaan. Later beschikte het internaat t.b.v. het personeel over een motorfiets, een BSA. Ooit is daarmee een ongeluk gebeurd, waardoor de magazijnmeester de heer Haar van het kampmagazijn verder met een houten been door het leven moest gaan. De BSA maakte veel lawaai, en eigenlijk was de directeur de enige die er af en toe gebruik van maakte. Later kwam er een bromfiets, een Berini M21 en nog later werd het gewoon dat men over een auto beschikte waardoor vervoer geen probleem meer vormde. OPLEIDING Scheepsmodel voor theorie en benamingen De praktische vakken stonden onder leiding van de heer Konink. Hiervoor waren een aantal werkplaatsen ingericht. Zo was er een afdeling schilderen, onder begeleiding van de heer Kijk in de Vegt, timmeren door de heer Joosten en metaalbewerking door de heer Bergwerf. De timmerwerkplaats Nog praktischer was een scheepsruim met laad- en losgelegenheid. De jongens leerden hier hoe een schip te laden en te lossen met tonnen en houten balken. De laadmast Het ruim De heer Wijnen gaf het zgn. nautisch deel van de opleiding . Het vak omvatte kennis over de vaarwegen, knopen, steken en andere scheep gerelateerde vaardigheden. Schiemanswerk Maar ook de meer gangbare vakken kwamen aan de orde zoals Nederlandse taal. Niet alleen waren het mannen die onderwijstaken uitvoerden. In de stafkamer en in de ziekenboeg brachten de dames De Jongh en Spaan (later mevrouw Paap) de jongens allerlei praktisch huishoudelijke vaardigheden bij. Bijzonder was dat de directeur van de instelling een typiste in dienst had, zij was echter blind! CORVEE Aardappels pitten, tafel dekken en afwassen behoorde tot de dagelijkse corveetaken. De aardappelen werden in een grote aardappelkelder bewaard en machinaal geschrapt. Voor het koken stonden er grote kookketels en het brood werd met een, letterlijk omslachtige, broodsnijmachine, gesneden. Elke snee brood koste één hele rondgang met het vliegwiel. Aan het werk in de keuken Andere corveetaken waren: tuinonderhoud, keukendienst, zoals afwassen en de eetzaal in- en afruimen en helpen bij uitgifte van kleding en inname van wasgoed in het kampmagazijn, geleid door de heer Haar Boodschappen werden bij toerbeurt door de leerlingen gedaan. Met een mandfiets togen zij ’s morgens met een stapeltje boodschappenbriefjes van kampbewoners naar Lochem om daar de boodschappen te halen. PRAKTISCHE NEVENOPLEIDING De kok had tevens een aantal jongens onder zijn hoede die hij instrueerde hoe zij later in de kombuis de scheepsbemanning van maaltijden konden voorzien. En voor het onderhoud op het kamp was de onderhoudsmonteur de heer Hofmeijer (later de heer Stegeman) verantwoordelijk. Hij had de beschikking over een eigen werkplaats en onder zijn leiding waren ook een aantal jongens van het internaat in de leer. SPORT EN SPEL Aan sport en spel werd veel aandacht besteed. Het kamp beschikte daarvoor over sportvelden met ingerichte kleedkamers voor voetbal, volleybal en basketbal. Het voetbalteam speelde zelfs in een competitie waaronder een aantal bedrijven uit de omgeving. Het basketbalveld Uitdagend was de kliminstallatie op het terrein die deed denken aan een stormbaan in het leger. Met touwen en touwladder werd naar boven geklommen. Vervolgens moest met behulp van touwen de overkant bereikt zien te worden. De klimtoren VERANDERING Vanaf 1969 veranderde de functie van het internaat en werd het een opleiding voor zwak begaafde jongens in de leeftijd van 14 – 18 jaar. Ze kregen hier een opleiding voor ambachtelijke beroepen zoals timmerman, schilder, fietsenmaker etc. Het internaat werd compleet verbouwd. Er kwam een stenen kantoor en de houten barakken maakten plaats voor stenen groepsverblijven en woningen. Ook de werkplaatsen werden daarna vernieuwd en kwam er een einde aan het jongensinternaat, opleiding tot varensgezel.