Over de voorstelling:
De schilder heeft bij deze prent van een poort vermeld dat het in Lochem was. En aan de laatste koper werd erbij verteld dat het om de poort van de gevangenis zou gaan. Dan zouden we hier dus de ingang van de Blauwe Toren zien.
Over de schilder:
Jacobus Jan Cremer (1827-1880) stamde uit een welgestelde en kunstzinnige Arnhemse familie en toonde al vroeg talent voor tekenen, voordracht en toneel. Hij leerde schilderen van de Oosterbeekse schilder Frederik H. Hendriks en maakte daarvan aanvankelijk ook zijn beroep. Zijn schilderijen worden door musea gewaardeerd. Ze hangen onder meer in Rijksmuseum, museum Arnhem, Koekkoek-haus en Veluwezoom museum. Minstens evenveel succes had Cremer met de pen: hij was een van de best verkopende schrijvers van de 19e eeuw. Tijdens het schrijven van novellen en boeken heeft hij veel van zijn handschriften verluchtigd met tekeningen.
Na zijn huwelijk met Johannette Louise Brouerius van Nidek op 15 mei 1852 vestigde hij zich in Loenen aan de Vecht. In 1857 verhuisde hij naar den Haag, waar hij uiteindelijk ook overleed, geëerd met onderscheidingen in de (Luxemburgse) orde van den Eikenkroon en die van de Nederlandse Leeuw.