Overslaan en naar de inhoud gaan

Opgravingen op locatie Beukenstein

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Broodtekst

De in 1983 bij Huize Beukenstein uitgevoerde opgravingen door amateur archeologen van de werkgroep archeologie van het Historische Genootschap hebben veel informatie opgeleverd over de al heel vroege bewoning in deze regio. Het is de grootste nederzettingsvondst in de gemeente Lochem.

Opgraving
In 1999 is door archeologen en paleobotanici van de Universiteit van Amsterdam nogmaals op deze locatie gegraven om de ontwikkeling van de landbouw in dit gebied te kunnen vaststellen. Deze foto laat het toen vrijgemaakte profiel zien. Foto Ben de Graaf

Opmerkelijk is de grote hoeveelheid vondsten uit hele uiteenlopende perioden, van het vroeg neolithicum tot in de Bronstijd, een periode van 5500 vC tot 900 vC. En ook al hebben ze niet veel publiciteit gehad, enkele artikelen in lokale kranten, ze zijn belangrijk geweest omdat er naar verwezen wordt in de rapporten die later zijn gemaakt voor het beoordelen van het archeologische belang van locaties waar gebouwd gaat worden. Dat kan dan voorkomen dat te gemakkelijk wordt geconcludeerd: ‘er ligt hier toch niets in deze regio’. (zie ook verderop in dit stuk: Kantelend beeld).

De locatie

Het gebied tussen Lochem en Ampsen is gevormd door een hoge zandrug met daarlangs een kreek (nu de Tankhorster beek ) die vanuit het NO naar de Berkel stroomde. Zoals ook op de kaart (zie een van de langskomende afbeeldingen) te zien is, heeft de aanleg van het Twentekanaal een flinke ingreep betekend in het landschap. Veel archeologische structuren zijn op dat traject verdwenen. Toch is de oude landschapsstructuur nog goed herkenbaar zoals op de onderstaande precieze hoogtekaart. Als je er rondloopt is dat allemaal wat moeilijker te zien. De hoogteverschillen zijn niet zo groot en door de huidige opdeling van het landschap, met zoveel mogelijk rechte lijnen en grote, goed te bewerken oppervlakken zijn de oude structuren wat uitgegomd.

Toch is het heel oud landschap. Op die overgang van droog naar nat hebben de eerste mensen die hier kwamen zich kort of langer gevestigd. Het vormt een ideale plek, droog maar vlak bij water, waar ook wild zich verzamelde, en waar toen het allemaal wat meer begroeid raakte ook gemakkelijk voedsel te vinden was: planten, wortels, klein wild, vogels en vis. Overal in Nederland zijn daarvan de sporen gevonden. Toen de eerste landbouwers zich hier vestigden, kwamen ze ook op deze plekken uit. de hogere grond, zand, was gemakkelijk te bewerken en ook voor hen was er in dat natte gebied nog veel te halen aan klein wild en vis. De hogere gronden bleven gebruikt worden groeiden in de duizenden jaren daarna door de continue bemesting uit tot de enken die we nu kennen, hier is dat de Geerdinkenk. De nattere gronden werden later ontgonnen, eerst voor(natte) weiden voor vee (de ‘broeken’) en in de ijzertijd toen er betere ploegen die de kleiige bodem konden bewerken ook voor landbouw. Er werden wegen aangelegd, eenvoudige bruggen door de moerassige stukken, en men begroef zijn doden in de omgeving, vanaf het late neolithicum (2200 vC) in grafheuvels en vanaf de midden bronstijd ( vanaf ca 1600 vC) werden de doden gecremeerd en ontstonden urnenvelden.

Wat is er hier gevonden

Bij de opgravingen over een stuk vanaf de zandrug tot in de verlande kreek is enorm veel materiaal voor de dag gekomen. Dat is het afval wat de bewoners van de nederzettingen daar steeds hebben gestort. Zo zijn er duizenden aardewerkfragmenten gevonden van potten en urnen. De meeste scherven waren prachtig versierd met nagelindrukken en lijnen die weer waren opgevuld met kalk of verbrand botmateriaal. Ook is er enorm veel vuursteen gevonden, in de vorm van schrabbers, boortjes en pijlpunten.

Profiel opgraving
Profiel Oost-West van de opgraving, met houtresten in veen. Tekening Ben de Graaf.

 

Specifieke vondsten

Uit het Laat-paleolithicum (de eerste bewoning na de laatste IJstijd) en het Mesolithicum (jager verzamelaars) is op deze locatie niets aangetroffen. Wel elders in de gemeente Lochem.

Neolithicum (opkomst van de landbouw), (5.500 – 2000 vC)

Een veelheid aan vuurstenen werktuigen en scherven van potten, die moeilijk precies te dateren zijn.

Specifiek wel goed te dateren:

- een bladspits uit het Midden-neolithicum, 4.300 -2.800 vC, (Zie item Bladspits en langskomende foto)

- restanten van klokbekers. (Zie item Neolitische beker en langskomende foto) en een fragment van een hamerbijl. (Zie langskomende foto).

Deze lijken uit dezelfde periode en cultuur te komen, ergens in het Vroege tot Midden-neolithicum (4.300-2.800 vC).

Iets verder zijn bij het graven van een afwatering ook diverse vuursteen fragmenten gevonden, waaronder 2 boren en 1 kling van oranje-bruin vuursteen. Die stammen waarschijnlijk uit diezelfde periode of iets later.

De vondsten lijken goed te passen bij de zogenoemde Vlaardingen cultuur (3.500 - 2.500 v.C.). Lochem is daarmee een oostelijke uitloper van die cultuur. Deze is gekenmerkt door de aanwezigheid van trekken uit een mesolithische jager-verzamelaarssamenleving omdat akkerbouw de drassige gebieden nog moeizaam was. Jacht en visvangst waren dus belangrijk ook omdat vis en kleinwild waarschijnlijk ook overvloedig aanwezig waren.

Opvallend is dat er ook overeenkomsten zijn met de Michelsberg cultuur of de pre-Drouwener

Neolithische culturen
Huidige inzichten in de verspreiding van de vroeg-midden neolithische culturen in Nederland. De Achterhoek is daarbij duidelijk een ‘overgangsgebied’. (Van Gijn / Bakker 2005, en Erik Drenth 2015)
 

fase van de Westfase van de Trechterbekercultuur. De Achterhoek kan mogelijk een contact- en overgangsgebied zijn geweest voor deze verschillende culturen die in die periode in Nederland aanwezig waren.

Met deze neolithische vondsten behoort Lochem ook tot de oudste continue bewoonde gebieden van Nederland.

Bronstijd (2000 – 900 vC)

Specifieke vondsten: Midden en laat, ( ook wel de urnentijd vanaf ca 1500 vC)

- bronzen kledingspeld (een tamelijk uniek item en enige metaalvondst op deze locatie) (zie item Bronstijdspeld en langskomende foto)

- scherven van potten te herkennen is aan de specifieke versieringen en patronen op diverse stukken (zie langskomende foto)

- verder zijn ook resten aangetroffen van hout, zoals aangepunte stammetjes, die zijn gebruikt om een brug of steiger over de kreek of een moerassig stuk te maken, uit de midden of late Bronstijd. Deze constructies zijn ook elders in veengebieden aangetroffen.

IJzertijd (800-50 vC)

Uit de IJzertijd (900 – 50 vC) is op deze locatie niets gevonden, wel weer op die iets verder gelegen locatie waar een afwatering werd gegraven, en scherven van urnen en bekers gevonden.

Uit weer latere perioden zijn daar verder scherven van potten, kruiken en enkele versierde halsjes aangetroffen. Het laat zien dat dat gebied vanaf het Neolithicum voortdurend bewoond is geweest.

Sporen van houten balken
Sporen van houten balken van een zogenoemde veenbrug, met houtskool fragmenten, uit de IJzertijd. Foto Ben de Graaf

 

Houten paaltjes
Paaltjes die daaronder werden gevonden. Foto Ben de Graaf

Kantelend beeld van de ‘vroegste tijden’ in deze regio.

Die oude bewoning die min of meer continu aanwezig is geweest staat in beetje in contrast tot het beeld wat er vaak nog over de Achterhoek in de heel vroege perioden is. Er werd aangenomen dat het vroeger een tamelijk onbewoond gebied zou zijn geweest. Daarbij wordt ook verwezen naar de aanname dat het in de Achterhoek in veel delen altijd te moerassig is geweest voor enige bewoning.

In feite is dat beeld ontstaan doordat er nog weinig onderzoek is geweest, zeker ten opzichte van andere gebieden in Nederland. Dat heeft verschillende oorzaken. Wat specifiek speelt is dat goed onderzoek pas plaatsvindt als er door geplande bouwwerkzaamheden mogelijk in de bodem aanwezige archeologische resten, het bodem archief, bedreigd wordt. Dat is het gevolg van het EU verdrag van Malta met betrekking tot bescherming van het Bodem Archief in 1992. In West en Midden Nederland is meer bouwactiviteit en vinden veel meer van dergelijke opgravingen plaats.

Voor ‘Malta’ werden opgravingen gedaan omdat men iets verwachtte te kunnen vinden en een wetenschappelijke onderzoeksgroep, uit Leiden of uit Groningen of van de rijksdienst Onderzoek van de Bodem in Amersfoort (het ROB), geïnteresseerd was en aan de slag ging, vaak op verzoek van eigenaars van de grond of een gemeente. Omdat er in deze regio’s weinig was gevonden, leek daar geen aanleiding voor. Opgravingen in de regio werden daarom meestal door amateurs gedaan, wel met gedegen kennis en zo mogelijk in overleg met dat ROB. Dat waren dan meestal lokale werkgroepen, vaak gelieerd aan lokale historische verenigingen en/of de AWN (Archeologische Werkgemeenschap Nederland).

In Lochem is in de periode 1980 tot 1995 veel onderzoek gedaan door een werkgroep Archeologie vanuit het Historisch Genootschap Lochem, waarin de heer Ben de Graaf de leiding had. Hij was toen in dienst van de Rijksgeologische Dienst, en had kantoor in het vroegere gemeentehuis van de voormalige gemeente Laren, dat vlak bij Beukenstein lag, en zeer geïnteresseerd in archeologie. Zeer veel opgravingen in Lochem en omgeving zijn door hem gedaan samen met andere leden van de werkgroep. Zie zijn boek ‘Vijfentwintig jaar Bodemonderzoek in Lochem’ dat de HGL in 2010 heeft uitgegeven.

Ter illustratie van de goede bewoonbaarheid en begaanbaarheid van de Achterhoek: de maximale veenuitbreiding in de Achterhoek vanaf het neolithicum, toen het klimaat natter begon te worden tot in de Middeleeuwen toen men veen ging ontginnen en gebieden droogleggen.

Veen in de Achterhoek

Bron :Van Beek, 2009. (Cirkeltje geeft Lochem aan).

Paleobotanisch onderzoek

Het onderzoek dat in 1999 op deze locatie weer heeft plaatsgevonden, was specifiek gericht op het vaststellen van de veranderingen in de flora van deze streek over de periode dat hier mensen wonen. Dat werd uitgevoerd door archeologen en paleobotanici van de Universiteit van Amsterdam en specifiek van het Hugo de Vries-Laboratorium voor botanie en plantenevolutie. Per periode stellen zij vast welke platen, wild en gecultiveerd daar aanwezig zijn waarbij gebruik wordt gemaakt van stuifmeel in de lagen dat heel nauwkeurig aan de verschillende soorten planten is te koppelen.

Dat laat zien dat tot in de late Bronstijd landbouw eilanden vormde in verder redelijk beboste gebieden. Aan het eind van de bronstijd en zeker in de ijzertijd ontwikkelde de landbouw zich snel en werden de hogere gronden in snel tempo ontgonnen en ontbost. Door uitputting van die vaak zandige bodems, zoals de dekzanden van de Achterhoek, ontstonden heidevelden en later ook stuifzanden. Vanaf de eind middeleeuwen gaat dat nog sneller omdat veel hout nodig was. Dat is het landschap zoals we dat hier uiteindelijk in de 19de eeuw aantreffen tot midden 19de eeuw een herbebossings beleid ontstaat, vanaf 1899 onder leiding van het dan opgerichte Staatsbosbeheer.

In feite is zo een inversie van het landschap ontstaan, was de eerste bewoners en boeren hier vanaf het neolithicum voor landbouw werd ontgonnen werden woeste gronden en zijn nu de natuurgebieden. Wat zij eerst niet konden gebruiken, omdat het te nat of te moeilijk te bewerken was, klei, en dus lang ‘natuur’ zijn nu de landbouwgebieden.

Literatuur

 

 

 

  • div krantenartikelen uit 1983 en 1984
  • ADC rapport 4727, 2018, ‘Twee locaties in het Landgoed Ampsen te Lochem. Een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek’, ADC ArcheoProjecten (ivm natuurcompensatie bij verlegging N346)
  • Archis toelichting bij zaakidentificatie 2021681100, ‘Vondsten Ampsen-Beukenstein’
  • Beek, R. van, ‘Reliëf in Tijd en Ruimte. Interdisciplinair onderzoek naar bewoning en landschap van Oost-Nederland, tussen vroege prehistorie en middeleeuwen.’ Proefschrift Wageningen Universiteit 2009.
  • Drenth, Erik, ‘The Stein-Vlaardingen Complex and the T R B West Group. An inquiry into intercultural contacts and cultural diversity during the Dutch Neolithic’, Proceedings of the international conference ‘Megaliths – Societies – Landscapes. Early Monumentality and Social Differentiation in Neolithic Europe,  June 2015, Kiel
  • Graaf, B. de, 2010, ‘Vijfentwintig jaar Bodemonderzoek in Lochem binnen en buiten de grachten’ , Historisch Genootschap Lochem, Laren, Barchem
  • Groenewoudt, B.; Haaster, H. van; Beek, R van; Brinkkemper, O., 2007;Towards a reverse image. Botanical research into the landscape history of the eastern Netherlands (1100 BC—AD 1500)’, Landscape History 2007.
  • Gijn, A. L. van, J. A. Bakker: ‘Megalith builders and sturgeon fishers. Middle Neolithic B: Funnel Beaker culture and the Vlaardingen Group. In: L. P. Louwe Kooijmans, P. W. van den Broeke, H. Fokkens, A. L. van Gijn (eds.), The Prehistory of the Netherlands (Amsterdam 2005) 281 − 306.
  • Hulst, R.S., 1984: ‘Ampsen gemeente Lochem, bewoningsresten midden-laat Neolithicum en Late Bronstijd’. Interne Rapportage Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort.
  • Out, W., 1999. Reconstructie van de vegetatieontwikkeling van de archeologische vindplaats Lochem-Ampsen. Intern rapport 327 Hugo de Vries-laboratorium UvA
  • RAAP-RAPPORT 1204, ‘Onderzoeksgebied Landgoed Ampsen Gemeente Lochem. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek’, 2005
-
-
Auteur
Buurtschap
Gebeurtenis
Personen
Plaats of kern