Waar een onvolledig straatnaambord al niet toe kan leiden! In dit geval tot een oneigenlijke bijdrage aan ons Virtueel Museum. Want het betreft geen opgegraven object en geen voorwerp uit onze collectie, maar een zoektocht naar het op het straatnaambord ontbrekende sterfjaar van Eugen Höfling.
Op het bedoelde straatnaambordje van de Hoeflingweg staat als onderschrift “directeur lijm- en kunstmestfabriek te Lochem (1856- onbekend)”. Een toevallige voorbijganger wendde zich tot ons met de vraag of echt niet te achterhalen was wanneer Hoefling was overleden. En wij riepen de hulp in van onze leden en belangstellenden. Hun inspanningen leidden tot het volgende resultaat.
Heinrich Eugen Höfling werd op 14 juli 1856 geboren in Naumburg in Hessen-Nassau, Pruisen. Kort daarna werd zijn vader Eugen Joseph Höfling benoemd tot gemeente-arts in Eschwege in diezelfde provincie en verhuisde het gezin daarnaartoe. Vader Höfling werd in Eschwege een geëerd burger. Ook wordt hij beschouwd (maar tevens betwist) als de auteur van het nostalgische studentenlied 'O alte Burschenherrlichkeit'.
Zoon Eugen koos voor de techniek en werkte in de lijmfabricage in Ratibor in het toen nog Pruisische Silezie. Hij ontwikkelde een machine om botten van dieren te reinigen en kreeg daar patent op.
In 1885 kwam Eugen naar Lochem, waar hij de lijmfabriek van Marinus Naeff kon overnemen. Die was nog maar een paar jaar gevestigd aan de Larenseweg, nadat een eerdere vestiging in de bocht van de Nieuweweg te veel klachten uit de omgeving had opgeroepen.
Het was wel een fabriek van belang. In 1892 werkten er ongeveer 30 en in 1907 ongeveer 75 fabrieksarbeiders en de fabriek had een eigen aftakking van de tramlijn Deventer-Borculo.
Vanaf het moment dat Höfling naar Nederland kwam schreef hij zijn naam als Hoefling, wat hier dan ook op z'n Nederlands werd uitgesproken. Met zijn vrouw, de Berlijnse Anna Hermina Adolfina Röhlich, met wie hij in 1874 in Wiesbaden getrouwd was, woonde Eugen achtereenvolgens aan de Zwiepseweg, de Markt en de Larenseweg voordat ze neerstreken aan de Tramstraat 41. Op en af woonde ook Eugens broer Carl daar tijdelijk en stond, net als Eugen, ingeschreven als 'fabrikant'. Opvallend is dat in het bevolkingsregister van Lochem wel Eugens geboortedatum correct is opgenomen, maar dat als geboorteplaats Eschwege in plaats van Naumburg wordt genoemd.
“Hoefling was waarschijnlijk een goede technicus, maar geen goede manager of ondernemer.”
Bij de komst van de Hoeflings naar Lochem was Anna in verwachting van hun eerste kind. Zoon Eugen Alardus werd dan ook in Lochem geboren, maar stierf na vijf weken. Nadien kregen de Hoeflings hier nog vijf kinderen. Met uitzondering van de in 1887 geboren tweeling Mathilde en Carl kregen ze allen Eugen of Eugénie als tweede naam mee.
Eugen Hoefling heeft als fabrikant in Lochem geen goede herinnering nagelaten. Hij behandelde zijn personeel slecht: betaalde weinig, liet ze veel uren maken en was vaak bijzonder lomp tegen ze. Velen hebben er gewerkt, omdat het in die tijd niet gemakkelijk was om aan werk te komen. Het was heus niet zo, dat de andere fabrikanten wel goed met hun personeel omgingen, maar Hoefling was vele malen erger voor zijn personeel. Dat blijkt onder meer uit oude politierapporten.
Daarnaast is het zo, dat de beenderen en dergelijke, die met de trein op het station in Ampsen aankwamen met open wagens door Lochem gevoerd werden, tot grote ergernis van de aanwonenden. Eigenlijk was men verplicht om de wagens af te dekken, maar dat werd vaak niet gedaan. Niet voor niets werd de lijmfabriek in de volksmond de 'stinkfabriek' genoemd.
“De Lochemse bevolking zal niet rouwig geweest zijn toen in 1907 de fabriek in vlammen opging”
Hoefling was waarschijnlijk een goede technicus, maar geen goede manager of ondernemer. Behalve met zijn personeel kreeg hij het ook aan de stok met zijn raad van commissarissen, nadat de fabriek in 1899 was overgegaan in de Naamloze Vennootschap 'Nederlandsche fabriek van Chemische producten voorheen Eugen Hoefling'. Hij werd zelfs uit zijn functie ontheven wegens 'onbekwaamheid', maar in 1901 door de aandeelhouders in functie hersteld.
Niet voor lang overigens, want nog datzelfde jaar werd de vennootschap geliquideerd en kreeg de directeur 'eervol ontslag'. De fabriek werd via een Zutphense zakenman onderdeel van de Delftse Lijm- en Gelatinefabriek.
Het gezin Hoefling vertrok, ongetwijfeld gedesillusioneerd, in 1902 uit Lochem. Hoewel Eugen in 1897 officieel genaturaliseerd was tot Nederlander zocht hij nu toch met zijn gezin zijn heil in Pruisen (Duitsland). Eerst naar Rödgen (waarvan er verschillende bestaan) en uiteindelijk naar Berlijn.
[ afb VM 8.8; onderschrift:
De Lochemse bevolking zal niet rouwig geweest zijn toen in 1907 de fabriek in vlammen opging en niet werd herbouwd. Alleen de schoorsteen bleef nog jaren staan.
In Duitsland zat Eugen Höfling intussen nog volop in de techniek van de lijmbereiding. Zo werden patenten toegekend voor vindingen op dat gebied in 1907 aan 'Eugen Höfling, Frankfurt a.M.' en in 1914 aan 'Eugen Höfling, Berlin'.
Onze centrale vraag naar de sterfdatum van Eugen Höfling werd uiteindelijk in twee stappen beantwoord. De eerste stap was het jaaroverzicht uit het overlijdensregister van Berlin Wilmershof, waarin Eugen Hoefling (hier toch weer met oe) wordt vermeld in 1926.
Het straatnaambordje van de Hoeflingweg kan met deze informatie dus al worden gecompleteerd tot “Directeur lijm- en kunstmestfabriek (1856- 1926)”
Maar eenmaal zover gekomen lieten onze helpers het er niet bij zitten en wilden ook dag en maand weten. En dat leidde, in een tweede stap, tot de vondst van de originele inschrijving van het overlijden in het register van Berlin Wilmershof: Heinrich Eugen Hoefling is in zijn woning overleden op 3 mei 1926 om elf uur in de avond.
“Heinrich Eugen Hoefling is in zijn woning overleden op 3 mei 1926 om elf uur in de avond.”
Dit artikel kwam tot stand dankzij de informatie van Eddy ter Braak, Tonny Roeterdink, Henk Wevers, Dirk van Leeuwen, Bram Loman, Renske de Haan, Hendri van Zuilekom, Koos Mars, Frank Fransz, John Stienen en Willem Dijkstra, waarbij de laatste de eer toekomt dat hij als eerste het sterfjaar wist te achterhalen.
Zie ook: ‘Een stukje geschiedenis van Lochem, de voormalige lijm- en kunstmestfabriek’ door Jan Klein Egelink in het blad Belvédère, nr. 2 uit 1993.
PS. Er is tenminste nog één ander straatnaambord in Lochem onvolledig: dat van de Burgemeester Wttewaallweg. Ook bij hem ontbreekt het jaar van zijn overlijden, terwijl toch vrij eenvoudig te vinden is dat Frederik Willem Reinhard Wttewaall (geboren 25 mei 1880 in Den Haag) op 6 november 1959 is overleden in Deventer, waar hij tot zijn pensionering burgemeester was geweest.