De zuidelijke provincies waren al door de Fransen bezet. In de eerste weken van 1795 namen de Fransen bezit van de hele Republiek. Op 18 januari 1795 vluchtte stadhouder prins Willem V naar Engeland. "Schrei niet, mijn vriend. Ik ga, maar kom weder," beloofde de prins volgens een ooggetuige. Willem V zou Nederland nooit meer terugzien. Een dag later werd de Bataafse Republiek uitgeroepen.
Pichegru en Salme
De verovering van de noordelijke provincies ging snel. De natuur hielp een handje. De Waterlinie bleek in bevroren toestand van weinig nut: op 10 januari trokken de Fransen onder leiding van generaals Jean-Charles Pichegru (1761-1804) en Jean-Baptiste Salme (1766-1811) over de dichtgevroren Waal. Dit gebeurde op verschillende plaatsen, zowel ten oosten als ten westen van de Oude Hollandse Waterlinie.
Verovering
Nadat de Fransen de Waal waren overgetrokken deden ze een aanval op het gebied tussen Amerongen en Arnhem. Nadat de Fransen ook de Lek waren overgetrokken capituleerde Utrecht op 15 januari. Vier dagen later vond de machtsovername in de hoofdstad plaats. De Nederlandse vloot in Den Helder gaf zich op 24 januari over aan de Franse cavalerie. De politieke overgang ging net zo snel. De Staten-Generaal en de stadsbesturen gingen uit Fransgezinde volksvertegenwoordigers bestaan. Veelal bleven de zittende regenten gewoon in functie. De Fransen presenteerden enkele maanden later de rekening: Nederland moest een oorlogsonkostenvergoeding van honderd miljoen gulden betalen en kreeg de onderhoudsplicht van een Frans leger van 25.000 man.
Schoolplaat
Tekenaar J.H. Isings legde de overtocht over de Nederlandse rivieren vast voor een schoolplaat. Pichegru is de man in de grijze overjas, met een kaart in de hand. Op de achtergrond is een 'aide-de-camp' van generaal Salme zichtbaar, waar de zieken en gewonden werden verzorgd. Het huis op de achtergrond is het Veerhuis bij Culemborg. Op de schoolplaat ziet u ook hoe boeren de Fransen hielpen: zij bedekten het ijs met stro en vergemakkelijkten hiermee de oversteek.