Het verschijnsel 'spaarbank' werd omstreeks 1815, naar Schots voorbeeld, in Nederland geïntroduceerd door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Met een dubbel doel: ten eerste om de spaarzin van 'den gemeenen man' te bevorderen en met rente te belonen en ten tweede om met de ingelegde gelden diezelfde gewone man te ondersteunen met kredieten. Lochem was er al vroeg bij. Hoewel hier toen nog geen afdeling van het Nut was besloot de gemeente in 1819 zelf zo'n spaarbank op te richten.
Als eerste directeuren werden door het stadsbestuur benoemd de heren H.J. Thomasson, M.W. Nijman, G.J. Reerink, J.W. Coops, J. Leen en B. Arendsen Raedt, volgens de statuten allemaal heren 'uit de vermogendste klasse en die voor kundige, eerlijke en brave lieden bekend staan'. In de praktijk maakten zij misschien niet allemaal deel uit van het stadsbestuur, maar schurkten zij daar wel dicht tegenaan. Datzelfde kan gezegd worden over degenen die in 1831 alsnog een afdeling Lochem van het Nut oprichtten. Het zou heel makkelijk zijn om hiervoor negatieve termen als 'kliek' of 'kartel' te gebruiken, maar wie terugkijkt op wat deze en andere 'eerlijke en brave lieden' voor Lochem tot stand hebben gebracht kan daar alleen maar respect en bewondering voor hebben.
De eerste jaren van zijn bestaan waren de spaarbank en zijn kapitaal nog in opbouw. Vooral boeren uit de omgeving gaven hun geld bij de bank in bewaring. Als jaarlijks één van de directeuren werd vervangen en de zeven grootste spaarders daarover beslisten dan zullen dat dus vooral zulke boeren geweest zijn. Een eigen gebouw had de spaarbank lange tijd niet. Eenmaal per week hield de thesaurier zitting op het stadhuis en later bij hemzelf aan huis. In 1881 kreeg de spaarbank dan toch een eigen gebouw: men betrok het oude rechthuis aan de Bierstraat 2; de steeg ernaast werd Spaarbanksteeg.
In 1884 werden de statuten gewijzigd en werden de directeuren in het vervolg benoemd door de Gemeenteraad. Toen dit te vaak bleek in te houden dat vooral leden uit die Raad zelf werden benoemd ging men er bewust toe over directeuren van buiten aan te stellen. De beoogde 'kundige lieden uit de vermogendste klasse' vond men bijvoorbeeld onder de leden van de Sociëteit 'de Eendracht'. Bij diezelfde statutenwijziging van 1884 werd het de Spaarbank ook toegestaan om projecten van openbaar nut en weldadigheid te financieren. En daarmee werd het kringetje Gemeente, Spaarbank, Nut van het Algemeen en Sociëteit nog hechter en effectiever dan voorheen. De Spaarbank financierde nieuwe, door 't Nut of vanuit de Sociëteit voorgestelde, ontwikkelingen, maar de daarvoor nodige lening of subsidie moest wel worden goedgekeurd door de gemeenteraad. En daarin zaten dan weer bestuursleden van 't Nut en leden van de Sociëteit.
Een blijk van die vervlechting was bijvoorbeeld het gezamenlijke initiatief vanuit Spaarbank en Nut tot oprichting van een Volkshuis, dat in 1892 verrees aan de Dokter Rivestraat en dat onder andere de spaarbank en een bibliotheek huisvestte.
Met subsidies en giften werden ook andere maatschappelijke initiatieven gesteund als het Ziekenhuis, de Handwerkschool en andere vormen van scholing, de Werkverschaffing, de Provisorie (armenzorg), een Ziekenfonds en nog veel meer. En aan de Gemeente werden leningen verstrekt voor nieuwe bruggen over de grachten, deelname in de Stoomtramverbinding Deventer-Borculo, de restauratie van het Stadhuis, aankoop van woningen en nog veel meer.
Na de eerste wereldoorlog werd de openbare en maatschappelijke rol van de Spaarbank kleiner en stond het rendement van de spaarders meer voorop. Maar toch werd nog steeds een apart fonds bestemd voor het ondersteunen van plaatselijke initiatieven.
In 1953 werd de eerste steen gelegd voor een nieuw gebouw van de Spaarbank Lochem aan de Dr Rivestraat. In 1954 werd het nieuwe gebouw betrokken, als het ware in de tuin van het Volkshuis. Architect Hendrikus (Dick) Postel, zoon van de in Lochem beroemde architect Gerrit Jan Postel, had een strak kantoor ontworpen met opvallende natuurstenen zijgevels. Op dat moment was nog steeds sprake van de 'Spaarbank Lochem', maar al snel werd deze opgenomen in verschillende samenwerkingen en fusies van de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw, vanwege de noodzakelijk geworden schaalvergroting in het (spaar)bankwezen. Voor de 'Bondsspaarbank' werd in 1983 het gebouw verbouwd en uitgebreid. En in 1995 volgde aansluiting bij de SNSbank (zelf momenteel onderdeel van de Volksbank).
Toen het pand in 2012 plaats moest maken voor een gesloten gevelrij langs de Oosterwal kreeg het Historisch Genootschap niet alleen de eerste steen uit 1953 geschonken, maar tevens een aantal plaquettes van ouder datum. De SNSbank betrok in 2012 een van de winkelpanden in het nieuwe complex aan de Oosterwal, maar al snel werd gekozen voor een eenvoudig serviceloket in de Molenstraat. Aan de Oosterwal resteert nog alleen het onopvallende kantoor van het 'Fonds 1819' voor lokale maatschappelijke initiatieven, dat buiten de fusiegolf van de spaarbanken is gebleven en nog steeds belangrijke ondersteuning geeft aan tal van Lochemse burgerinitiatieven.
Bronnen:
-
Overzicht en ontwikkeling der Spaarbank te Lochem door de directie, Lochem, 1919
-
Een eeuw burgerzin, hoofdstukken De Spaarbank en De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, beide door Arie Steenhuisen, Lochem, de Garve, 2000.