Afd. 3, graf 119
Al jaren beheren onze vrijwilligers de Oude Begraafplaats, maar dat wil niet zeggen dat we alles weten over alle graven. Zo verwonderden wij ons over twee naast elkaar gelegen graven van Anna Cornelia (1863-1869) en Allegonda Johanna Wilhelmina (1820-1883) Arendsen Hein. Anna is slechts vijf jaar geworden en de steen van 'mijne geliefde tante' Allegonda is kennelijk geschonken door een neef of nicht.
Een oproep via de media bracht heel wat pennen, of liever toetsenborden, in het geweer en al snel bleek er een 'verhaal' van te maken.
Laten we beginnen bij een artikel van Eddy ter Braak in Land van Lochem 2012 over dominee Hein uit Almen. Daarin is te vinden dat op 26 augustus 1756 in Almen met elkaar trouwen dominee Casimir Albert Willem Hein (1725-1794) en de Lochemse Lucina Raedt (1722-1808). Hij is de zoon van Georg Hendrik Hein en Johanna Sidonia Huneveld en zij de dochter van Hendrik Jan Raedt en Jenneken Arentsen. Hiermee hebben we de namen Hein, Huneveld, Raedt en Arentsen te pakken die we nog in verschillende combinaties zullen tegenkomen.
Twee generaties later bijvoorbeeld voegen hun twee kleinzoons Casimir Albert Willem en Steven Albert allebei een extra achternaam aan de hunne toe:
Casimir noemt zich in het vervolg Huneveld Hein en Steven wordt Arendsen Hein.
In de negentiende eeuw gebeurde het vaker dat mensen een tweede achternaam aannamen, vaak ter herinnering of als eerbetoon aan een familielid. Of om zowel vaders als moeders naam te laten voortleven. Zo trouwde een broer van Lucina, namelijk Hendrik Jan Raedt met Ida Barnevelt uit Elburg, waarna sommigen van hun kleinzoons zich Raedt van Oldenbarnevelt gingen noemen. Eén van hen maakte het nog bonter en noemde zich Barthold Albert Gerard Arendsen Raedt van Oldenbarnevelt. Kan het sjieker? Onder de nazaten van Barthold blijkt het 'van Oldenbarnevelt' te zijn afgesleten, maar het 'Arendsen' vast onderdeel van de achternaam geworden. Tot op de dag van vandaag komt de achternaam Arendsen Raedt nog voor in Barchem.
Maar laat ons terugkeren naar de naam Arendsen Hein op de twee graven op de Oude Begraafplaats. En daarmee naar Steven Albert Arendsen Hein (1796-1867), die trouwt met Lucia Barbara Schratenbach van Burmania uit een Fries adellijk geslacht van de Herjuwsma of Burmania State in Ferwerd. Steven is wijnkoper te Elburg en directeur van het postkantoor in Elburg en later in Den Helder.
Zij krijgen onder anderen twee zonen, die zich in Nederlandsch Indië met de suikerproductie gaan bezighouden. Casimir Albrecht als planter in Tulungagung (Kediri), zuidoost-Java en Georg Hendrik als fabrikant op suikerfabriek Pleret in Pasuruan, noordoost-Java. In die laatste plaats verbleef ook Louis Couperus toen hij begon aan zijn beroemde roman 'De stille kracht'.
Georg Hendrik trouwt in Indië met de in Malang geboren Anna Cornelia Dickelman. Inclusief een door Georg erkend 'voorkind' krijgt het echtpaar vijf kinderen, van wie de jongste, naar haar moeder, Anna Cornelia wordt genoemd. Zij is de Anna Cornelia Arendsen Hein van de liggende grafsteen in Lochem.
Broer Casimir overlijdt in 1862 in Indië. Misschien omdat ook Georg ziek is of misschien voor een normaal verlof vertrekt het gezin in 1864 naar Nederland, waar het oudste kind Wilhelmina Frederika al sinds 1861 in huis is bij oom en tante Becking - Arendsen Hein in Lochem. Op 1 februari gaat de bark Admiraal de Ruyter onder zeil in Banjoewangi, met Georg, Anna en vier kinderen - de jongste is nog 'in de luiers' - aan boord. Op 20 februari overlijdt Georg en krijgt een zeemansgraf in de Indische oceaan. Op 15 juni komt de weduwe met haar kinderen aan in Amsterdam, Nieuwe Diep.
Na aankomst in Nederland moet de verse weduwe ten einde raad zijn. Maar gelukkig heeft zij hier familie op wie zij kan rekenen. En het oudste dochtertje is immers al in Lochem. Op 15 oktober 1864 vestigt zij zich met alle vijf kinderen en haar zus Christina Maria - die de zeereis ook heeft meegemaakt - eveneens in Lochem. Hier wonen op dat moment drie van haar schoonzussen: schoonzus Hendrika Gerarda Becking - Arendsen Hein en haar gezin wonen aan de Markt nr 10 en boden niet alleen aan het nichtje uit Indië onderdak, maar ook aan Hendrika's ongetrouwde zus Bartha Johanna, terwijl derde schoonzus Allegonda Johanna Wilhelmina inwoont bij haar oom en tante Casimir Albert Willem Huneveld Hein en Gerharda Christina Juliana Raedt ('van Oldenbarnevelt') aan de Molenstraat nr 28.
Weduwe Anna Cornelia Arendsen Hein - Dickelman woont, met haar kinderen, tot 1871 aan de Walderstraat nr 14, waarna zij verhuist naar Den Haag. Maar intussen moet zij nog een verlies dragen, namelijk het overlijden van haar dan vijfjarige jongste kind en naamgenote. Kleine Anna Cornelia was bij haar vroege dood in Lochem dus niet alleen, zoals wij bij onze oproep om informatie opperden, maar omgeven door al haar naaste en heel wat verdere familie.
Naast de liggende grafsteen van Anna Cornelia staat op de Oude begraafplaats in Lochem een staande grafzerk met als opschrift: 'Hier rust mijne geliefde tante Allegonda Johanna Wilhelmina Arendsen Hein'. Beiden zijn toevallig inderdaad tante en nichtje van elkaar, maar dit nichtje kan niet de schenkster van de zerk voor tante geweest zijn. Hoe zit het dan wel?
Wij kwamen Allegonda Arendsen Hein al even tegen als Lochems familielid, inwonend bij haar oom en tante aan de Molenstraat. Dat gebeurt waarschijnlijk na aanstellingen als lerares op Fransche scholen in Zaandam en Harderwijk. In elk geval van die eerste aanstelling is bewijs te vinden in een bericht uit 1837 of '38. Of Allegonda ook in Lochem les heeft gegeven aan de Fransche school is onbekend.
Allegonda is een zus van de op zee overleden Georg Arendsen Hein en van de Lochemse Hendrika Becking - Arendsen Hein. En natuurlijk van de andere Indische broer Casimir en nog vier ongetrouwde zussen.
Vanaf 1850, als Allegonda vanuit Harderwijk naar Lochem komt, tot aan haar dood in 1883 woont zij bij de Huneveld Heinen, ook nadat oom Casimir is overleden.
Welke neef of nicht zou de grafsteen voor de 'geliefde tante' kunnen hebben verzorgd? Bij gebrek aan werkelijke informatie daarover kunnen we slechts speculeren en afstrepen. Daarbij beperken we ons tot 'echte' neven of nichten, dus kinderen van een broer of zus van Allegonda.
-
Haar broer Casimir had één dochter, die na het overlijden van haar vader in Indië naar Nederland is teruggekeerd, maar voor zover bekend geen connectie met Lochem had.
-
Haar zus Hendrika en de Lochemse gemeente-ontvanger Gerhardus Jan Willem Becking hadden, naast een vroeggestorven zoontje, twee dochters: Lucia Barbara en Rudolphina Johanna Gerharda Becking, Bij Allegonda's overlijden waren beide nichtjes rond de 20 jaar oud en woonden nog in Lochem. Hun tante Allegonda was een regelmatig geziene gast of zelfs huisgenoot binnen de Lochemse clan 'Hein'. Toch ligt het niet voor de hand dat een van beiden een grafzerk zou hebben geschonken, los van het andere zusje of haar ouders.
-
Ook de kinderen van haar broer Georg moeten tante Allegonda goed gekend hebben uit hun Lochemse periode van 1864 -1871. De oudste, Wilhelmina Frederika, kende haar zelfs van haar vijfde tot haar vijftiende. Wilhelmina trouwde in 1876 in Indië met Arnold Eerdmans. Als assistent resident was die laatste regelmatig in Nederland, mogelijk ook rond het overlijden van Allegonda in 1883.
Het is een charmante theorie dat deze Indische nicht vooral in de eerste jaren in haar eentje in Lochem een speciale band had opgebouwd met de alleenstaande tante uit het onderwijs. Zodat ze zelfs vanuit de verte een grafzerk zou hebben verzorgd op de Lochemse begraafplaats. Maar het blijft speculatie.
De puzzelstukjes voor dit artikel werden aangedragen door onder anderen G.J. Arfman, Mieke Geerdink, An Hondorp, Evelien Marskamp, Maran Olthoff, Tonny Roeterdink, Hans de Vries.