Brieven uit Bentheim aan het Lochemse Rode Kruis 1870

Nadat koning Willem III in 1867 bij Koninklijk Besluit ‘….eene Nederlandsche vereeniging tot verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog….’ had ingesteld ontstonden er al snel plaatselijke comités van wat uiteindelijk ‘Het Nederlandse Rode Kruis’ zou gaan heten.

Laren en Lochem waren er behoorlijk vroeg bij: op 3 augustus 1870 vond de oprichtings-vergadering plaats van het comité Lochem-Laren en werd een dagelijks bestuur benoemd, bestaande uit J.E.H. baron van Nagell van Ampsen als voorzitter, dominee W.C. Wansleven als secretaris en M.E. van Harlingen als penningmeester.

Het comité mocht meteen in actie komen, want er waren signalen over problemen met de verzorging van gewonde militairen in Bentheim. Daar was in het grafelijk slot een lazaret ingericht, waar een twintigtal militairen werd verpleegd. Zij waren gewond geraakt in de Frans-Duitse oorlog die dat jaar was uitgebroken. Op verzoek van het Nederlandse hoofdbestuur ging men vanuit Lochem poolshoogte nemen. Penningmeester van Harlingen en zijn dochter mevr. Sickesz – van Harlingen (van de Cloese), namen de trein naar Bentheim. Dat ging met één enkele overstap, omdat sinds 1865 staatslijn D in Hengelo aansluiting gaf op de private lijn Almelo- Salzbergen.

Na een rondleiding door de Amtshauptmann van Bentheim konden ze aan Lochem en De Haag geruststellend verslag uitbrengen: ook zonder Rode Kruis werden de gewonden liefdevol en kundig verzorgd door de burgers van Bentheim. Maar wel was er behoefte aan beddengoed en warme kleding. Volgens afspraak vatte de Amtshauptmann zijn behoeften samen in een formele brief met verzoek om bijstand aan het Lochemse comité. Kort daarna kon hij een tweede brief sturen om voor de ontvangen goederen te bedanken.

De originele brieven behoorden tot de laatste documenten uit het archief van het Rode Kruis Lochem-Laren, die het Historisch Genootschap onlangs heeft overgedragen aan het Regionaal Archief Zutphen, tezamen met persoonlijke documenten van Bertus Frank uit zijn langjarige betrokkenheid bij het Rode Kruis.