De Heest Het noodlot tarten? Je zou het gaan denken, als je alle ongelukkige voorvallen in en met De Heest op een rijtje zet. 1539: Aanvraag om havezate te zijn. Gaat niet door, niets te vinden in de notulen van Zutphense Ridderschap. 1591: Verdachte verdrinkingsdood van debiele schoonzus. 1666: De derde weduwe, Petronella, verschalkt. 1683: Start jarenlange rechtszaak over ‘adellijke havezate’. 1704: Door uitspattingen grote financiële problemen. Landgoed te koop gezet in de Amsterdamsche Courant. 1906: Verhuurd aan bon vivant Pim Noorhoven van Goor, die financiële problemen krijgt. 1927: Vriendin bon vivant, Isadora Duncan, wordt aan de Cote D’Azur, door haar sjaal, tijdens een ritje in haar open sportwagen, gewurgd. De Heest was een horig goed en zou in 1449 ‘gevrijd’ zijn door Wolter van Keppel. In 1517 wordt het aan Wolter de Rode van Heeckeren verkocht. De volgende nazaat, Johan de Rode van Heeckeren noemt het onterecht een havezate. In 1591 belooft Johan van Heeckeren, dan bewoner van de Heest, zijn debiele schoonzus levenslang te onderhouden. Vier jaar later verdrinkt zij onder verdachte omstandigheden in de slotgracht. De geschiedenis van de Heest kent meer twijfelachtige gebeurtenissen. In 1666 woont kapitein Hendrik Joan van Apeldoorn er samen met zijn veel jongere nicht Johanna Petronella van Heeckeren. Hij heeft een zwak voor weduwen: zij is zijn derde al. In 1683 zet ze het goed op zijn naam en hij noemt het een adellijke havezate. Familielid Engeletta van Coevorden betwist dat en gaat naar de Lochemse kantonrechter, zonder dat we weten of ze gelijk heeft gekregen. In 1706 overlijdt de kapitein. Grote financiële problemen die pas in 1718 worden opgelost door verkoop van De Heest aan de schoonfamilie van Petronella, die het daarna verhuurt. In 1768 is er een zeer illustere huurder, namelijk ‘Zijne Doorluchtige Hoogheid de Prins Adolphe van Hessen Philipstal, ‘colonel ten dienste dezer Lande’. Bijna drie eeuwen wordt de Heest niet door de eigenaren, onder wie van Nagell’s van Ampsen, van Heeckeren’s en de Mol van Otterlo, bewoond, maar verhuurd. Een opmerkelijke huurder is, van 1906 tot 1910, Willem Anton ‘Pim’ Noothoven van Goor, alweer een bon vivant, samen met danseres Isadora Duncan. Zij komt later noodlottig om het leven, Aan de monumentengids Lochem 2012 ontlenen we nog: Havezathe De Heest heeft gedurende zijn bestaan vele eigenaars gehad. Lange tijd was het goed in het bezit van de familie Rode van Heeckeren. Na vele eigendomswisselingen kwam De Heest in het midden van de achttiende eeuw opnieuw in handen van de Van Heeckerens. (…In de periode van verhuur aan Pim Noothoven van Goor) is De Heest ingrijpend verbouwd en aangepast aan de excentrieke smaak van de huurders. Het L-vormige gebouw, dat altijd het karakter van een boerderij had behouden, werd veranderd in een wit geschilderd romantisch landhuis met trapgeveltjes en een – inmiddels gesloopte – toren. Er bleven echter ook veel oude bouwsporen behouden. Het muurwerk van het onderkelderde deel van de noordvleugel dateert mogelijk nog uit de vijftiende eeuw. Ook is een uitbreiding uit de late zestiende of zeventiende eeuw te zien, waardoor de L-vormige opzet van het huis is ontstaan. Delen van de kapconstructie dateren ook uit deze periode. De interieurafwerking is een mix van elementen uit later tijd: het trappenhuis heeft achttiende-eeuwse elementen, en de koepelkamer heeft een bijzonder stucplafond in empirestijl, dat omstreeks 1800 gedateerd kan worden. Bij het huis verrees in 1908 een koetshuis met koetsierswoning, eveneens een schilderachtig wit gebouw met trapgevels, een ontwerp van de Lochemse architect J. Olthoff, die waarschijnlijk ook verantwoordelijk was voor de verbouwing van het hoofdhuis.