Ets Oude Stadshuis

Frans Hartman woonde en werkte voornamelijk in Den Haag. Hij bleek een natuurtalent te hebben voor tekenen en schilderen. Na verblijven in Utrecht (hij bezocht de Nationale Schilderschool) en Brussel keerde hij naar Den Haag terug. In 1926 ging hij aan de Academie voor beeldende kunst in Den Haag studeren. In die tijd maakte hij ook een studiereis naar Zuid-Frankrijk. Terug in Den Haag ging Frans als zelfstandig schilder/restaurateur door het leven.

Zijn motieven voor het schilderen waren veelal landschappen, dorps- en stadsgezichten en stillevens. Zijn schilderingen sierden ook  de wanden van de wachtkamer in het Gemeentelijk ziekenhuis in Den Haag (het voormalige Zuidwal ziekenhuis). Nog voor de oorlog richt Frans zich op etsen. De etsplaten, van bakeliet, zal het gezin tijdens de hongerwinter opstoken om het toch nog een beetje warm te krijgen. In de oorlog zelf schakelt Frans over op aquarellen, want goedkoper en makkelijker te verkrijgen materiaal. De ets van het Lochemse Stadhuis is niet van een datum voorzien, maar zal daarom waarschijnlijk van net voor de oorlog dateren. In de zestiger jaren kreeg Frans last van een bloedstolsel in zijn oog hetgeen zijn zichtvermogen belemmerde. Hij zag geen diepte meer waardoor hij zijn geliefde schilderkunst moest staken. Het grote werk – Frans produceerde zo’n 200 werken – was over. Hij richtte zich op het reinigen en restaureren van doeken. In 1974 ontving Frans uit handen van de toenmalige minister voor cultuur, Harry van Doorn, een onderscheiding wegens zijn verdiensten voor de maatschappij.

Familieleden hebben de nodige doeken van Frans in bezit. Men heeft een lijst met 56 van zijn werken die via de BKR verspreid werden. Daarvan zijn er achttien ‘weggeschonken’. Aan wie is onbekend. Drie werken gingen naar Stichting kunstwegen die ze via kunstuitleen in omloop bracht. Waar ze eindigden, is een mysterie. Hoewel de herkomst van de ets van het oude Stadhuis onbekend is zal zijn werk vanwege de BKR regeling over geheel Nederland terecht zijn gekomen en zo waarschijnlijk ook in Lochem.

Bron: Carel Goseling (De Haagse Tijden, 30 mei 2023)