Graven in de Gudulakerk

Wie lagen er begraven in de Gudulakerk?

Er zijn drie schriftelijke bronnen over de graven in de Gudulakerk: het ‘Kerkenboek’ uit het oud-archief van Lochem (inv.nr. 713) en twee artikelen, één van Maris uit 1935 en één van Bloys van Treslong Prins uit 1918. Daarnaast moet natuurlijk de eigen waarneming niet worden onderschat! In mijn geval hield dat in dat ik soms letterlijk met mijn neus op de stenen heb gelegen om te ontcijferen wat er stond.
Voor achtergrondinformatie over de verschillende personen en families heb ik uiteraard nog andere bronnen geraadpleegd, zie de lijst achteraan. Bijzonder nuttig bleek het 
Euchiridion Acta Consistorialia Anno 1608 van Andreas Suavius (‘euchiridion’ betekent ongeveer: handig of handzaam boekje). Feike Reitsma heeft me zijn transcriptie van dit werkje gegeven, waarvoor mijn hartelijke dank!

De beschrijvingen hierna zijn genummerd. De nummers corresponderen met de plaatsen op de plattegrond van de kerk waar de graven nu te vinden zijn.

1: Kunnegondt van Haeften

De grafsteen van Kunnegondt van Haeften van Verwolde wordt nu als blad gebruikt op een tafel in het oude koor, op de plaats waar vroeger het altaar heeft gestaan. Bloys van Treslong Prins beschrijft de steen in 1918 als volgt: ‘In den muur gemetseld: de wapens VAN RHEMEN en VAN HAEFTEN. In den rand: ” den 11 Mart is in den Heren gerustet de Edele Dogentrike KUNNEGONDT VAN HAEFTEN VAN VERWOLDE gewesen huisfrou juncker DIRRICKS VAN RHEMEN.”‘
Wie is deze Kunnegondt?
In 1546 krijgen de Van Haeftens de heerlijkheid Verwolde in hun bezit (zij behouden deze tot halverwege de zestiende eeuw) en ook de naam ‘Kunegonda’ komt sedertdien in deze familie voor. Zoon Dirk van de eerste Van Haeften was een vijand van Philips II en is geruime tijd door de Spanjaarden gevangen gehouden in Steenwijk. Vermoedelijk is de Kunegonda (of Kunnegondt) van de grafsteen zijn zuster.

Tijdens de restauratie van de jaren 70 is de grafsteen uit de muur van het oude koor losgehakt. Op het stuk dat hier te zien is, kunt u nog lezen: “•den•11•Mart•is•in•den•” Vlak voor deze tekst is vaag een Z zichtbaar; dit is een 2 – ook op andere grafstenen heeft hij vaak deze vorm – en daarvoor staat, als je heel goed kijkt, een ). Gezien het lettertype is dat het rechterdeel van een 0 of een 9. Het jaartal is dan óf 1592 óf 1602.

Over Dirrick van Rhemen heb ik geen informatie kunnen vinden, maar de familie komt al in 1414 in deze omgeving voor: dan wordt Gerrit van Remen beleend met het goed Wiskinck in Geesteren. Een Joncker Steven van Rhemen komt ook voor in het Euchiridion: ‘Anno 1613 is dese unse Gemeinte met dese nafolgende Lidtmaten versterckt worden: Joncker Steven van Rhemen met sijn huisfrow Juffer Voetts, item sijnen huisfrow moder, weduwe van Z. Cantzeler Voett.’
In een reactie op dit artikel schrijft de heer Klein Bleumink uit Borculo o.a.: “Steven van Rhemen was in de Heerlijkheid Borculo rechtskundig adviseur van de Heer, Joost van Limburg Stirum, op 23 april 1616 officieel ingehuldigd na jarenlange processen. (…) Twee jaar na het overlijden van zijn eerst vrouw trouwt hij met Lucia Voet, dochter van Gerard Voet, kanselier van Gelderland. Zij kregen vijf kinderen.”

2: Huis Ampsen

Van deze groeve van het huis Ampsen is een steen bewaard gebleven. Bloys schrijft hierover: ‘Wapen Van Nagell en 1784 obiït den 30 October. (Waarschijnlijk J.H.S. van Nagell, heer van de beide Ampsen, zie Ned. Adelsboek 1915 bl. 386 XII.)’ Bloys’ veronderstelling klopt. Uit het Leenaktenboek Zutphen (pagina 115) blijkt dat de erfgenaam van Jan Herman Sigismund van Nagell in oktober 1785 met Ampsen wordt beleend. De steen (ongeveer het formaat van een deur) is nu ingemetseld in de zuidmuur van de kerk.

3: 1653 A Verlaers begraeffenisse

‘Die Neden haere groeve tusschen der schepen banck ende den pilder, maer niett wetende, offte diezelve gehorende tott Averlaer offte die Heest’, aldus meldt het Kerkenboek uit 1612 volgens een transcriptie van A.J. Maris uit 1935. De Heest en Averlaer (Overlaer) behoorden in 1612 toe aan de familie De Rode Van Heeckeren. In 1999 had ik de oorspronkelijke tekst niet gezien, en vroeg ik me af of hier niet Roden staat in plaats van Neden, zoals Maris schrijft. Inmiddels heb ik het Kerkenboek uitvoerig bestudeerd, en lijkt het me inderdaad juist dat erRoden staat. Het handschrift is nauwelijks leesbaar vanwege de verbleekte inkt, maar de Nvan Nettelhorst is onmiskenbaar, en wordt heel anders geschreven dan de eerste letter van Roden.
Deze groeve ligt niet meer op haar oorspronkelijke plaats, maar de steen is er nog. Volgens Bloys gaat het om het graf van ene Verlaer: ‘1653 A. Verlaers begraeffenisse.’ Hier staat echter niet A. Verlaer, maar Averlaer. Deze steen is ingemetseld aan de noordzijde bij de eerste pilaar vanaf de toren. Het jaartal is moeilijk te lezen, maar wanneer je goed kijkt, staat er inderdaad 1653. Het gaat hier dan om het graf van Gerhardt, een bezitter van Averlaer die in 1653 is overleden. Hij was de zoon van Anna van Heeckeren en Herman Kreynck.

4: Anna ter Hege, echtgenote van Andries Suavius

‘Andries Swave, pastor alhier, einen stien tegens den cantzler in den ganck, voer sich mede synen erven gekoefft ende betaellt.’
Deze steen is in 1947 teruggevonden en nu ingemetseld in de vloer van het oude koor, aan de zuidzijde van de tafel.
Op 24 april 1613 wordt Suavius’ vrouw Anna ter Hege begraven met twee kinderen (filiis kan zowel ‘zoons’ als ‘dochters’ betekenen):

ANNA TER HEGE UXOR ANDREAE SUAVII D.F. CUM DUOBUS FILIIS HIC IN DOMINO REQUIESCIT ANNO 1613 24 APRILIS

Vermoedelijk is de moeder na de bevalling van een tweeling overleden en hebben de kinderen het ook niet overleefd. Suavius ligt er zelf niet begraven. Hoewel hij diverse malen beroepen is, o.a. naar Deventer, Arnhem en Utrecht, is hij zeer lang in Lochem gebleven. Maar in 1620 vertrekt hij uiteindelijk naar Alkmaar.

Het gebrandschilderde ronde raam in de noordmuur van de kerk bevat een ontwerp van deze predikant: het zegel “ovis inter lupos”. Afgebeeld is een schaap tussen twee wolven, randschrift: “SIGILLUM ECCLESIÆ LOCHEMENSIS”, oftewel: zegel van de Lochemse kerk.
Links ziet u een afbeelding van dit zegel op de keerzijde van de jubileummunt. Klik erop als u de andere kant wilt zien met het bijbehorende verhaal.

Bloys noemt nog twee stenen:

5: De familie Gevers van Vreden

‘Ao 1630 den 18 September is in den Heeren gerust BEELTIIEN RANDENRATH huesfrouwe van Michael Gevers van Vreden.’
Deze steen ligt nu bij de eerste pilaar vanaf de toren aan de zuidzijde.
Volgens het Euchiridion is op Pasen in het jaar 1626 tot het Avondmaal getreden ‘Michael Geevers mit sin frowen moder welcke uth Vreden mede vann die religie willen vertroken’. Op 22 october 1626 heeft zijn vrouw zich tot des heren tafel begeven:
‘Michael Gevers huisfrowe, welcke uth swackheit hares liefes te voren niet heft communiceren konnen’. Op Pinksteren 1627 treedt Michaels zoon in: ‘Eggericus Gevers, jongman sohne van Michael Gevers’.
Het gezin van Gevers zou je kunnen beschouwen als ‘asielzoekers avant la lettre’: vanaf het einde van de zestiende eeuw tot aan het einde van de dertigjarige oorlog (1648) werden veel protestantse Duitsers vervolgd om hun geloof. Uit Lochemse doop- en trouwboeken van die tijd valt op te maken dat er toen een grote in stroom van Duitsers is geweest.

6: Hendrik Ian Raad, twee stenen

‘Grafplaads van HENDRIK IAN RAAD Burgemeester der stad Lochum’.
Voor Raad zijn er twee stenen, een zwarte en een beige. De door Bloys vermelde tekst (zie hierboven) staat op de zwarte steen. Direct aansluitend ligt een zandsteenachtige zerk tegen de noordwand van het oude koor, waarvan de tekst nauwelijks meer leesbaar is (wel is nog te zien dat er ‘plaats’ en ‘Lochem’ staat, dus een voor ons acceptabeler spelling). 
Het is mogelijk dat er sprake is van twee stenen voor twee burgemeesters Hendrik Ian Raad, waarschijnlijk vader en zoon. Er komt drie maal een H.J. Raedt (of Raad) voor in het huisarchief van Verwolde:
i    In hoofdstuk X stuk 10 (1767-1769) betreffende een proces tussen Frederik Willem van den Borch heer van Verwolde en H.J. Raedt, burgemeester van Lochem, wegens onbevoegd jagen in de heerlijkheid Verwolde.
ii    Enkele jaren later zijn de rollen omgedraaid. De Franse revolutie heeft plaats gevonden en Raad is een patriottische burgemeester. In hoofdstuk XVI stuk 63 (21-1-1800) verklaart de Agent van Justitie der Bataafsche Republiek Van den Borch vervallen van zijn rechten en wordt H.J. Raad tijdelijk als officier aangesteld.
iii    In hoofdstuk XVII stuk 22 (20-0-1794): Brief van Gedeputeerde Staten van het Graafschap Zutphen aan H.J. Raad, ontvanger der verponding van Verwolde ter plaatse, om bij vijandelijke inval de kohieren en cedels der verponding in veiligheid te brengen.
De eerste Raedt is vermoedelijk senior. Raad de patriot leefde van 1758-1826. Het is niet uitgesloten dat hij al op zijn negende of eerder burgemeester is geweest (in de achttiende eeuw was het vrij gebruikelijk om al in de wieg met allerlei hoge en winstgevende ambten te worden bekleed), maar of hij toen ook al illegaal joeg…

Opmerkelijk is dat de grafstenen van Raad naast die van de Verwoldes liggen, op de plaats die vanouds voor de heren van Ampsen bestemd was. Het lijkt erop dat in ieder geval junior daar ook werkelijk begraven is, en dat hij dus tot in de dood het principe van vrijheid gelijkheid en broederschap heeft gehuldigd… 
Over de familie Raedt is meer te lezen in 
Scholtampt 50, waarin André Reincke onder meer de geschiedenis van De Pillinck bespreekt.

De laatste drie stenen worden voor zover ik heb kunnen nagaan, nergens vermeld:

7: De oudste steen van Joncker Iost van Keppel ter Cluse (1577)

Aan de noordzijde tussen de tweede en de derde pilaar vanaf de toren ligt nog een stuk steen met de volgende tekst: ‘Hir is begraven Joncker Iost van Keppel ter Cluse’ (dat laatste woord is al nauwelijks meer leesbaar; alleen de bovenste gedeelten van de letters zijn nog te herkennen).
Deze Joost van Keppel erft in 1544 als minderjarige de Cloese en sterft in 1577.

8: 1 mei 1610

Aan de zuidzijde ligt er na de steen van Gevers een volledig onleesbare, en dan volgt er één waarop staat: ‘Anno 1610 am ersten dach Mai starf den edelen und’ (de rest van de tekst is niet leesbaar; wel zijn er twee wapens te zien; in het rechter is HW gekerft, maar of dat oorspronkelijk is…)

9: Ise vnd Merten Freise

Helemaal achterin het oude koor is nog een stukje grafsteen ingemetseld met moeilijk leesbare tekst. Ontcijferen kon ik alleen de laatste regel: ISE VND MERTEN FREISE

Gaat het hier om leden van het bekende Lochemse geslacht Vriese(n) of Friese(n)? Deze naam is in diverse spellingen overgeleverd, waardoor dat niet onmogelijk lijkt; alleen al de naam van burgemeester Henrick Vriese vind je in vier varianten in het Doopboek 1608-1623.

Ten slotte Met dit artikel is beslist niet het laatste woord gesproken over de graven in de Grote of Sint-Gudulakerk. Het is bedoeld als een soort ‘voorzetje’, en ik hoop dat andere (oud-)Lochemers, die vaak veel beter dan ik op de hoogte zijn van de historie na de stadsbrand van 1615, verder zullen spitten!

Bronnen

  • Bloys van Treslong Prins, P.C., artikel in De Wapenheraut, maandblad gewijd aan geschiedenis, geslachts- en oudheidkunde. Jrg. 22 (1918), p.54.
  • Euchiridion Acta Consistorialia Anno 1608. Gemeentearchief Lochem, Archief NH Kerk. (Transcriptie: F. Reitsma.)
  • Harenberg, Jan. Kastelen en landhuizen rond Lochem. De Walburg Pers, Zutphen 1989.
  • Maris, A.J. ‘De geestelijke en kerkelijke stichtingen in Lochem’. In: Bijdragen en Medeelingen Gelre (38, 1935), p. 81-130.
  • Lochem, Trouwboek 1583-1598, doopboek 1582-1597. Transcriptie: J.B. Baneman en K. Westra. Oostgelders tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek, 1989.
  • Lochem, Doopboek 1608-1623. Transcriptie: R. Poesse en H.L. Steenblik. Oostgelders tijdschrift voor Genealogie en Boerderij onderzoek, 1990.
  • Sloet, J.J.S. en J.S. van Veen. Register op de Leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen. Het kwartier van Zutphen. Gouda Quint Arnhem, 1917.