Jacob, Lourens en Aleida Gerharda Leen

Afd. 1, graf 9

Geen erg duidelijke opname van de grafsteen die het graf van Lourens/Laurens Leen afdekt.

Maar een duidelijker beeld is niet goed mogelijk vanwege het verweerde karakter van de steen. De steen is een eerbetoon aan Lourens Leen (1819-1880), die van 1851 tot 1880 burgemeester was van de stad Lochem. NB in de burgerlijke stand wordt hij regelmatig Laurens genoemd, maar wij houden het bij het opschrift op de grafsteen bij Lourens.

Op de onderste helft van de steen staat vermeld:

Deze steen werd gelegd als blijk van erkentelijkheid voor de vele diensten door hem als burgemeester 28 jaren aan de gemeente Lochem bewezen. De dankbare burgers”.

De steen dekt niet alleen het graf van Lourens Leen, maar ook dat van zijn oom Jacob Leen (1779-1841), diens vrouw Wilhelmina Thomasson, Lourens zuster Anna Elisabeth Leen en een zekere Johanna Catharina van der Take. Lourens tweede vrouw, Jacoba Willemina Elizabeth Peerlkamp, ligt bij haar vader in het graf (afd. 1, graf 8) en zijn eerste vrouw, Geertruida Elisabeth Harmsen, ligt bij haar familie in het graf (afd. 1, graf 28).

Er pal naast (afdeling 1, graf 31) ligt nog een aantal leden van de familie Leen begraven. Dat zijn allemaal broers en zussen van Lourens Leen. Hun vader was Gerhard Leen, die in Lochem enige tijd rector was van de Latijnse school en later rector van de Latijnse scholen in Zwolle. Daar was hij lid van de provinciale commissie voor onderwijs in Overijssel. Hij kreeg voor zijn wetenschappelijke kennis en belangstelling een eredoctoraat. Het echtpaar kreeg vijftien kinderen, zeven daarvan zijn in Lochem begraven.

Lourens Leen, zoon van Gerhard Leen, woonde in ieder geval al vanaf zijn achtste jaar samen met zijn zusje Wilhelmina bij zijn oom Jacob Leen en diens vrouw in Lochem. Mogelijk was dat omdat het echtpaar zelf geen kinderen had. Jacob Leen was een welvarende winkelier in Lochem. Daar bezat hij een groot pand aan de Bierstraat. Dat was destijds de straat waar de belangrijkste Lochemers woonden. Jacob Leen was zelf ook burgemeester van Lochem geweest en wel van 1834 tot 1841. Hij was de opvolger van burgemeester Hermannus Joachim Thomasson. Lourens Leen nam later de zaak van zijn oom over en in 1851 ook diens positie als burgemeester van Lochem.

Een niet onbelangrijk feit uit Lourens Leens burgemeesterschap is de afbraak van de Blauwe Toren en de aanleg van de brug over de gracht naar de Zuiderenk. Al in 1866 had burgemeester Lourens Leen de raad voorgesteld de Blauwe Toren op de hoek van de Wester- en Zuidergracht af te breken en in plaats daarvan een brug aan te leggen. Vanaf deze brug zou een grintweg aangelegd worden door de Zuiderenk, die aansluiting zou geven op de in 1841 gereedgekomen weg Zutphen – Goor. Tegelijkertijd zou de gemeente dan meer bouwterrein krijgen en de brug zou tevens voordeel bieden aan de Lochemers die naar en van hun landerijtjes in de Zuiderenk moesten komen.

Het werd een heel getouwtrek tussen voor- en tegenstanders in de raad. Het zou nog 15 jaar duren voor de toren – na het overlijden van burgemeester Leen – werd afgebroken. Pas in mei 1892 werd de Zuiderenk uit zijn gedeeltelijke isolatie verlost en konden de bouwplannen in zuidelijke richting op gang komen. De grintweg werd aangelegd en al gauw verschenen de eerste huizen langs de weg. Pas in 1902 kreeg de weg, die meestal de weg naar de Zuiderenk werd genoemd, zijn uiteindelijke naam van Burgemeester Leenstraat.

Burgemeester Leen heeft er ook aan bijgedragen dat in 1863 Lochem zijn eerste muziekgezelschap kreeg. Dat kreeg toen de naam Zelo. Die naam werd in 1867 vervangen door Aeolus (naar de god der winden). In 1908 kwam er het muziekgezelschap Advendo (Aangenaam Door Vriendschap en Nuttig Door Oefening) bij.

Aleida Gerharda Hassink-Leen

Afd. 1, graf 31

Graf Hassink-Leen

Aleida Gerharda (1818-1886) was een zuster van Lourens Leen. Ze was gedurende een tijd van haar leven kostschoolhouderes. In 1844 trouwde ze in Doetinchem met kostschoolhouder Hendrikus Martinus Hassink (1816-1857). Ze gingen in Kampen wonen en werken. Haar man overleed daar in 1857. Zij kwam naar Lochem en ging bij haar broer Lourens wonen op ’t Ei 1. Hier overleed ze in 1886. Ze kreeg een apart graf, waarvan de steen nog duidelijk leesbaar is. Alleen het ornament bovenop is vernield. De beide voetstukjes staan er nu nog los bovenop.