Van Keppels in Lochem en omstreken Er is bijna geen kasteel in de buurt van Lochem of er hebben van Keppels gewoond. Op Ampsen, de Cloese, Oolde en Verwolde. Op de Voorst, den Dam en ’t Velde. En op de nog slechts als boerderijen bestaande Woolbeek en Westerholt. Hoe is dat zo gekomen en wat is er van al die van Keppels geworden? Dit verhaal beschrijft in grove lijnen de ontwikkeling van het geslacht van Keppel in Lochem. Die grove lijnen zijn nodig om het geheel te kunnen overzien, maar ook omdat op detailniveau nog allerlei zaken niet goed te achterhalen zijn. De van Keppels van Keppel Inderdaad: de van Keppels stammen van kasteel Keppel bij Laag-Keppel. Dat kasteel is dan nog niet het machtige bouwwerk dat we er nu kennen, maar de familie heeft al wel veel macht en bezit. De oudste van Keppel wiens naam we kennen is een Wolter van Keppel die leeft omstreeks 1200. Zijn vrouw is geboren in Verwolde. Dat kan twee dingen betekenen: zij bracht Verwolde binnen de familie of de familie van Keppel had al eerder (jacht)bezit in Verwolde en verbleef daar regelmatig. In elk geval hebben Wolter en zijn nakomelingen veel bezit rond Lochem. Onder die nakomelingen heten er heel wat Wolter of Hendrik, maar verreweg de meesten heten Derck. Dat is althans de spelling die we voor dit verhaal hanteren; in documenten komen we, ook voor eenzelfde persoon, allerlei varianten van die naam tegen als Dirk, Derk, Dirck, Derick, Derich, Diederik, Diedrick of zelfs Theoderick. Soms is gepoogd al deze Dercks van elkaar te onderscheiden door ze Derck I, II etcetera te noemen, maar ook daarmee zijn ze lastig uit elkaar te houden, vooral omdat ze niet allemaal in een rijtje passen en niet allemaal ‘heer’ van een kasteel zijn geweest. Omstreeks 1300 wordt het bezit van Derck II van Keppel (hier is de nummering nog eenduidig) verdeeld onder zijn zonen: Wolter III blijft op kasteel Keppel, Hendrik gaat naar Westerholt en Derck III krijgt Verwolde. Zo zal het in de geschiedenis nog een paar keer gaan. We beschrijven dit verder per kasteel. Keppel Al heel snel is er in de familie op Keppel geen mannelijke opvolger en vererft het kasteel via de vrouwelijke lijn. Als Beatrix van Keppel in 1330 trouwt met Roderick van Voorst wordt dat laatste de familienaam die bij het kasteel gaat horen. Op dezelfde manier wordt het vervolgens van Pallandt en blijft dat vele eeuwen. Onder een van Pallandt wordt in de 17e eeuw het huidige kasteel gebouwd. In de 20e eeuw brengt een jonkvrouwe van Pallandt het kasteel in de familie van Lynden. Al die tijd, dus vanaf 1200 tot nu, is kasteel Keppel nooit verkocht, maar altijd binnen de familie vererfd. Verwolde Keppel mag dan het echte stamslot van de van Keppels zijn, verreweg de meeste van Keppels zijn in de loop van de tijd toch te vinden op en rondom Verwolde. Velen zijn er geboren. Afgesplitste goederen komen soms weer terug bij de van Keppels van Verwolde. Dat komt bijvoorbeeld door nogal wat huwelijken tussen neven en nichten van de verschillende takken van Keppel. In combinatie met de herhaling van steeds dezelfde voornamen is te begrijpen waarom diverse details van de onderlinge relaties niet meer zijn na te gaan. Al twee generaties na de driedeling van 1300 komt Westerholt alweer in handen van de tak Verwolde. Die kan het weer gebruiken om omstreeks 1400 drie telgen evenwichtig te bedelen: Wolter krijgt Verwolde, Reynalt Westerholt en Derck de Woolbeek. Beide laatste goederen zijn waarschijnlijk meer ‘hof’ dan ‘kasteel’. Het is aannemelijk dat zowel Westerholt als de Woolbeek oorspronkelijk deel uitmaakten van de uitgebreide jachtgebieden van Verwolde en dat dus in de loop van de tijd Verwolde in kleinere onderdelen is uiteengevallen. Zoals gezegd is Verwolde omstreeks 1400 toebedeeld aan Wolter (I) van Keppel van Verwolde. Opvolgers zijn Derck V en Wolter II. Maar er zijn meer mannelijke nakomelingen, van wie sommigen een goed heenkomen zoeken. Zo trouwt een neef van Derck V, ook Derck geheten, in 1430 in op Ampsen. We komen op hem nog terug. Ook op Verwolde ontstaat er op enig moment weer reden voor eerlijke verdeling: het bezit van Derck VI van Keppel van Verwolde wordt omstreeks 1500 verdeeld onder zijn zoons Frederik van Keppel van Verwolde, Joachim van Keppel van de Woolbeek en Derck van Keppel van Oolde. Niet helemaal duidelijk is hoe de Woolbeek en Oolde, allebei eerder in bezit van andere takken van Keppel, weer terug waren gekomen bij die van Verwolde, maar voor het grote verhaal is dat ook niet zo belangrijk. Frederik van Keppel van Verwolde is de laatste mannelijke van Keppel op Verwolde. Zijn dochter Kunegonde trouwt met Allaert van Haeften, heer van Gameren en Ophemert. Verervingen via de vrouwelijke lijn brengen nog andere familienamen in beeld, maar het verval zet in. Halverwege de 18e eeuw wordt Verwolde verkocht en verdwijnen de nazaten van van Keppel van Verwolde. Waar ze dan toch wel zo’n zes eeuwen hebben geheerst. Westerholt ’t Goet Westerholt en de Hof Dedinckweerde worden in de leenakten van Zutphen steeds in één adem genoemd. In Klein Dochteren is nog een boerderij ‘Westerholt’ en daar moeten we Dedincksweerd en/of Westerholt dan ook ongeveer zoeken. Of beter van niet, want het is niet meer te vinden. Ook van de tak van Hendrik van Keppel die rond 1300 Westerholt krijgt is niets meer te vinden. Na de dood van Hendriks zoon vervalt Westerholt aan diens oom Derck op Verwolde en na een nieuwe verdeling van 1400 ontstaat er een nieuwe tak van Reynalt van Keppel van Westerholt. Westerholt vererft daarna betrekkelijk rechtlijnig van vader op zoon (en een enkele broer) binnen de tak van Reynalt van Keppel. Vanaf het huwelijk van een van hen met een vrouwe van Odinck gaat deze tak zich vanaf ongeveer 1600 van Keppel van Odinck noemen, maar blijft nog steeds (ook) met Westerholt beleend. Tot het in 1690 definitief uit handen van de van Keppels wordt verkocht. Oolde Op Oolde hebben al eerder van Keppels gezeten, maar met de Derck van Keppel die er rond 1500 mee bedeeld wordt begint een lange tak van Keppel van Oolde. Deze Derck wordt soms Derck VII genoemd als zoon van Derck VI (doortellend vanaf de allereerste Derck op kasteel Keppel). Maar ook heet hij soms Derck I van Keppel van Oolde, als eerste van die tak (in die telling heet zijn vader dan Derck IV in de tak van Keppel van Verwolde). In alle gevallen wordt zijn bijnaam ‘Duivel Derck’ (of Duvel Dirk) uitdrukkelijk vermeld. Je zou verwachten dat ook de reden van die bijnaam – was hij een moedig strijder, een vrouwenversierder of een ketter? – bekend zou zijn. Maar wie het weet mag het zeggen. Omstreeks 1550 wordt het oude Oolde verkocht en laat Duivel Derck een nieuw huis Oolde bouwen. In dat laatste wonen ruim drie eeuwen lang van Keppels van Oolde (en/of van de Woolbeek; zie hierna) en tot 1900 nazaten van hen via vrouwelijke lijnen. Ook het oude Oolde is een groot deel van de 18e eeuw weer tijdelijk in bezit van enkele generaties van Keppel. Zowel Oolde als Old Oolde zijn dan erkende havezaten in het kwartier Zutphen, wat de eigenaren een positie in de ridderschap oplevert. De Woolbeek Ten westen van Laren, bij de verlegde Molenbeek, bevindt zich nog een boerderij ‘de Woolbeek’. Daar was ooit de hofstede te vinden die omstreeks 1500 wordt toebedeeld aan Joachim van Keppel van de Woolbeek. Diens zoon Derck trouwt Aleyd, vrouwe van de Voorst en zo komt de Voorst in de familie. Dat komt goed uit, want zo kan hun zoon Evert op de Woolbeek blijven en krijgt zoon Oswalt de Voorst. Het loopt tegen het jaar 1600. Een andere telg uit de tak van de Woolbeek heeft al eerder door huwelijk een nieuwe loot van Keppel van Molecaten gevormd. Een kleindochter van Evert trouwt met haar achterneef Derck uit de tak van Keppel van Oolde. Daarmee komen de Woolbeek en Oolde gedurende twee generaties in dezelfde hand. Omstreeks 1800 onstaan er weer twee verschillende takken. De van Keppels van de Woolbeek gaan zich onderscheiden door de terugkerende namen Johan Rabo. De Woolbeek verliest langzamerhand het karakter van een hof en gaat steeds meer op een gewoon boerenbedrijf lijken. Hoewel de Woolbeek niet te boek heeft gestaan als havezate neemt koning Willem I, bij het herstel van de adelstand, deze tak van Keppel daarin op. Jhr Johan Rabo van Keppel van de Woolbeek bedankt echter in 1837 als lid van de ridderschap. Ook verkoopt hij de Woolbeek en verhuist naar Overijssel. Ampsen In 1430 trouwt (een) Derck van Keppel met erfdochter Mye van Ampsen. Deze Derck is een volle neef van Derck V van Keppel van Verwolde en wordt soms aangeduid als ‘van de Cloese’, maar over zijn mogelijk eigendom van de Cloese is verder niets bekend. Omstreeks 1465 trouwt hij met nog een andere erfdochter, namelijk Aleyt van Herwen van de Cannenburg in Vaassen, zodat hij dan in elk geval twee kastelen bezit. Hij is scholtis van Lochem en trouwt tegen het eind van zijn leven nog een derde keer, namelijk met Margriet Int Laet. Als weduwe heeft deze ‘Grete’ in de tweede helft van de 15e eeuw jarenlang om haar rechten en die van haar zoon Adolf moeten procederen. Dat lukt voor een deel, maar de rechten op Ampsen en de Cannenburg blijven bij de kinderen uit Dercks tweede huwelijk. Via via komt Ampsen in handen van Dercks kleinzoon Johan en vervolgens van diens dochter Anna, die trouwt met Joost Nagel. In 1571 wordt hun zoon Johan met Ampsen beleend en daarmee begint een ononderbroken reeks kasteelheren van Nagell van Ampsen (of preciezer: van Nagell, Heer van beide Ampsen) die doorgaat tot in de 20e eeuw. Ook daarna vererft het kasteel binnen de familie. Net als kasteel Keppel is kasteel Ampsen sinds mensenheugenis nooit verkocht, maar altijd via vererving overgegaan. De Cloese De Cannenburg komt, eveneens via via, terecht bij een andere kleinzoon, net als zijn grootvader Derck geheten. Karel van Gelre heeft een oogje op de Cannenburg en ruilt dat in 1536 met Derck tegen de Cloese. Auteurs schrijven bij deze ruil graag van elkaar over dat Derck daarmee drie aaneengesloten landgoederen in bezit krijgt, namelijk de Cloese, Ampsen en Verwolde. Dat geeft die ruil een extra dimensie. Maar het kan niet kloppen, want Ampsen is op dat moment beleend aan Johan van Keppel en Verwolde aan Frederik van Keppel. Het verblijf van van Keppels op de Cloese duurt vervolgens niet lang. Twee generaties later overlijdt in 1602 Reiner van Keppel als laatste mannelijke nazaat van Derck. Reiners dochters kunnen het goed niet in stand houden en moeten het na enige tijd verkopen. De Voorst Als Oswalt van Keppel omstreeks 1600 de Voorst krijgt wordt hij daarmee waarschijnlijk niet overbedeeld. De Voorst is maar een eenvoudige spieker. In de geschiedschrijving van de Voorst wordt deze tak van de van Keppels steevast ‘verarmde landadel’ genoemd. Maar daar komt verandering in. Arnold Joost van Keppel, achterkleinzoon van Oswalt, maakt bijna een eeuw later carrière aan het hof van stadhouder Willem III en is gunsteling aan diens koninklijke hof in Londen. Willem benoemt Arnold Joost tot ‘Earl of Albemarle’ en financiert de bouw van een ‘Versailles in de Achterhoek’ op de plaats van de Voorst. Voor een nog groter jachtgebied koopt Arnold Joost ook het aangrenzende den Dam en het aan de overkant van de Berkel gelegen ’t Velde. Dat blijkt echter niet de start van een nieuwe tak van Keppel die dan van de Voorst had kunnen heten. Die tak komt er wel in Engeland, waar de nazaten van Arnold Joost van Keppel kortweg Keppel heten en zich tot op de dag van vandaag tooien met de titel (inmiddels 10e) Earl of Albemarle.