Toen in 1864 ene Cornelis Jacob Sickesz bij minister van Binnenlandse zaken Thorbecke solliciteerde naar de post van burgemeester van het Gelderse Laren was hij nog maar 25 jaar. Volgens de minister 'nog wel wat jong voor die betrekking'. Sickesz' antwoord: ‘Excellentie, dat is een gebrek dat met de dag beter wordt’ moet Thorbecke overtuigd hebben.
Acht jaar later kreeg de minister opnieuw over een 25-jarige kandidaat te oordelen toen Tjepke Haitsma Mulier (1847-1921) burgemeester van De Rijp (NH) wilde worden. Ook hij kreeg het voordeel van de twijfel. Weer acht jaar later werd Haitsma Mulier burgemeester van Lochem. Vanaf dat moment kwamen beide vrijzinnig-liberale juristen Sickesz en Mulier elkaar tegen in de Remonstrantse kerk en in herensociëteit 'de Eendracht' in die stad.
Burgemeester van Lochems vernieuwing
Buitenstaander
Tot 1880 waren burgemeesters van Lochem altijd leden van de plaatselijke burgerij. Dat gold al helemaal in de tijd van de republiek, toen 'burgemeesters' eerder een soort wethouder waren en bij toerbeurt uit en door de raadslieden gekozen werden. Ook in de begintijd van het Koninkrijk bleef dat zo. De Gemeentewet van 1851 regelde de benoeming door de Kroon, maar de Lochemer Laurens Leen was al kort daarvoor burgemeester geworden en bleef dat tot zijn dood in december 1879.
Lochem kreeg daarom pas in 1880 voor het eerst een buitenstaander als burgemeester. En wel een uit een echte burgemeestersfamilie. Tjepke's vader Johannes was burgemeester van Bolsward, zijn oom Tjepke was dat in het aanpalende Wonseradeel. Zijn broer Eco was het in Sloten en werd in 1883 benoemd in Winterswijk. Zijn broer Willem Dirk was burgemeester van Spaarndam en Schoten. En dan hebben we het nog niet eens over de na hen komende generatie.
Bij zijn installatie op 20 februari 1880 – benoemingen kostten toen beduidend minder tijd dan tegenwoordig – werd de nieuwe burgemeester 'niet bij wijze van officiële plichtpleging, maar als betuiging van warme ingenomenheid met 's Konings keuze' welkom geheten. Hij mocht meteen overgaan tot het eerste door hem geleide agendapunt: het verlenen van het door de plaatselijke veearts gevraagde ontslag. Misschien wel kenmerkend voor de beraadslagingen in de Gemeenteraad in die periode, want die gingen heel vaak over benoeming, beloning en ontslag bij gemeentelijke instellingen als scholen, de provisorie (armenzorg), de spaarbank of de gasfabriek. Een andere categorie onderwerpen betrof de wegen en de straatverlichting. Stelselmatig moesten gelden worden vrijgemaakt om bij te dragen aan het onderhoud van de Deventer-Groenlosche, de Lochem-Ruurlosche en de Lochem-Zwiepsche grindwegen (later 'kunstwegen'). En op rekesten van burgers moest worden besloten om de verlichting in de stad te verbeteren of de lantaarnopsteker vroeger op pad te sturen; of anders de diensturen van de nachtwakers uit te breiden.
Uit de raadsverslagen van 1880 en eerstvolgende jaren komt een beeld naar voren van een ingeslapen stadje en een gemeentebestuur dat keurig op de winkel past. Maar daarin kwam verandering. In de periode dat Haitsma Mulier burgemeester van Lochem was vonden er in de stad ontwikkelingen plaats die Lochem een voor zijn omvang ongekende allure gaven en die nog steeds hun doorwerking hebben. Niet dat al die ontwikkelingen door de burgemeester in gang werden gezet. Maar hij was wel vaak een pleitbezorger en wegbereider voor initiatieven die burgers namen en die de gemeente vervolgens mogelijk maakte.
Van Friese afkomst
Tjepke Haitsma Mulier wordt op 27 februari 1847, om half tien in de avond, geboren in Bolsward. Zijn ouders zijn Maria Louisa Ypeij (1816-1898) en Johannes Haitsma Mulier (1811-1859), op dat moment wethouder in die gemeente, waar hij later burgemeester zou worden. Johannes is de eerste uit de familie Mulier die zich Haitsma Mulier noemt.
De dubbele naam
Hoe komt het dat binnen dezelfde familie sommige takken zich Haitsma Mulier noemen en andere takken louter Mulier? De extra naam Haitsma is kennelijk een eerbetoon aan Margaretha Haitsma, grootmoeder van burgemeester Tjepke. Zij en haar man Pieter Mulier kregen twee zonen. De oudste van hen kreeg de voornamen Johannes Haitsma. Deze Johannes was jurist en burgemeester van Bolsward. Hij wist hoe dingen geregeld konden worden en liet zijn tweede voornaam formeel als achternaam vastleggen. Voor hem en zijn nazaten; maar niet voor zijn broer en andere takken van de Muliers.
Tjepke zal rechten hebben gestudeerd, anders was hij niet al op jonge leeftijd tot burgemeester benoemd. In elk geval wordt hij in 1872 burgemeester van De Rijp en een jaar later ook van buurgemeente Graft. Die dubbelfunctie blijft onder Muliers opvolgers lang in stand, tot beide gemeenten in 1970 worden samengevoegd tot Graft-de Rijp (inmiddels onderdeel van Alkmaar).
Zo'n vaste positie is voldoende basis voor een huwelijk: Tjepke trouwt in 1873 de Bolswardse Elisabeth de Kok, dochter van de plaatselijke kantonrechter. Als in 1880 de benoeming tot burgemeester van Lochem volgt heeft het echtpaar inmiddels drie zonen. In Lochem wordt al snel een dochter geboren die echter al na zeven maanden overlijdt. Op 24 februari 1882 wordt vervolgens zoon Horatius geboren. Twee dagen later overlijdt de moeder, ongetwijfeld als gevolg van de bevalling.
Opmerkelijk is dat in de raadsnotulen uit die tijd nergens ook maar iets blijkt van deze tragedies in huize Haitsma Mulier. Tjepke slaat geen enkele vergadering over, geen raadsoudste spreekt medeleven met de burgemeester uit. Ook niet als de burgemeester in 1884 trouwt met Gijsberta Guillemine de Wit uit de Rijp en deze op 19 februari 1885 overlijdt, nog geen maand nadat ze zoon Willem Jan Tjepko ter wereld heeft gebracht.
De uitspraak
Rijmt de naam nu op 'twee' of op 'vier'? De familie Mulier is afkomstig uit noord Frankrijk (Rijssel) en heeft dus alle reden de naam op zijn Frans uit te spreken. De Haitsma Muliers deden en doen dat dan ook en oudere Lochemers spreken in de naar hem genoemde laan terecht van 'Muuljee'. Er zullen in Friesland best Muliers zijn die dat onzin vinden en hun naam op z'n Hollands uitspreken. Naar verluidt koos sportpionier Pim Mulier (volle neef van burgemeester Tjepke) voor een tussenvorm: de eerste helft op zijn Hollands – dus met korte u en geen uu – en de laatste helft op zijn Frans, rijmend op 'twee'. Ook dat is een kwestie van smaak, die door zijn voorouders vast niet op prijs zou zijn gesteld. In handgeschreven doop- of huwelijksakten van de Muliers hebben ijverige ambtenaren nog wel eens een kringeltje boven de u getekend; kennelijk om aan te geven dat de u 'met umlaut' moet worden uitgesproken.
Haitsma Mulier trouwt voor de derde keer; hij is inmiddels 39 jaar. Op 27 januari 1887 vindt dit huwelijk plaats met Gerardina Hendrika Gallée, dochter van de burgemeester van Vorden. De zoon die uit dit huwelijk voortkomt heet toepasselijk Tjepco Gerard.
Het is dan 1888, in Lochem is al van alles aan het bruisen en Haitsma Mulier staat in het middelpunt van die ontwikkelingen. De stoomtram rijdt over de Nieuweweg. De Gasfabriek is uitgebreid. Het Verfraaiingsgezelschap is opgericht en het Ziekenhuis is in voorbereiding.
Een laatste tragedie uit de persoonlijke sfeer moet nog vermeld worden. Genoemde zoon Horatius is als assistent bij de Deli-maatschappij uitgezonden naar Nederlandsch Indië. In Tjangdon Djati op Deli is hij 'slachtoffer geworden van een wraakzuchtigen ontevreden Chineschen koelie; hij werd onverhoeds aangevallen en doorstoken' . Het is 15 september 1910. De moord haalt de kranten in Nederland, maar het hoe en waarom is niet helemaal duidelijk. Ontevredenheid onder koelies is geen uitzondering; de koloniale ondernemers vragen de overheid om strengere maatregelen, maar of ze zich ook afvragen waar de oorzaak ligt?
Burgerinitiatieven
Waarom noemden we in de intro van dit artikel de burgemeesters Haitsma Mulier en Sickesz in één adem met de Remonstrantse kerk en sociëteit de Eendracht? De kringen waarin beide heren verkeerden bleken een voedingsbodem voor allerlei maatschappelijke vernieuwingen. En waar Sickesz, samen met bijvoorbeeld de landelijk bekende geoloog Winand Staring, richting gaf aan veel vernieuwingen op het platteland gebeurde dat in de stad onder leiding van Haitsma Mulier. De ideeën voor verandering ontstonden vaak bij leden van de herensociëteit de Eendracht, onder wie Alexander Staring, zoon van Winand, en de remonstrantse dominee Horst. Tot de 'usual suspects' onder de initiatiefnemers behoorden verder de ondernemers gebroeders Naeff en gebroeders Reerink, rentenier Kerkhoven, wethouder Postel en uitgever Scheen.
In 1829 was de herensociëteit opgericht door welgestelde Lochemse heren die elkaar buiten huiselijke kring en kroeg wilden ontmoeten, ideeën uitwisselen en ontwikkelingen bediscussiëren. Ze had een eigen accommodatie, een van de eerste telefoons in Lochem en zeker vijf abonnementen op kranten. Daar kreeg men een blik op de wereld, daar scherpte men ideeën en smeedde men plannen. In 1879 werd de burgersociëteit 'De Harmonie' opgericht, ook met een eigen accommodatie. Beide sociëteiten, maar vooral de Eendracht, bleken broedplaatsen van nieuwe initiatieven om Lochem vooruit te stoten in de vaart der volkeren.
Stoomtram
Zo werd in 1882 in de Eendracht het plan uitgebroed om een stoomtram te laten rijden van Deventer via Lochem naar Borculo. Vooral een aantal industriëlen vormde de motor hierachter, vanwege de aan- en afvoer van hun goederen. Ook B&W stelden aan de gemeenteraad voor om aandelen te nemen in de op te richten maatschappij, want een betere bereikbaarheid van de stad was ook in het voordeel van de burgerij. Door een maximale lening bij de spaarbank en een kleine aanslag op de begroting durfde de Raad het aan. De burgemeester werd gemachtigd namens de gemeente in de aandeelhoudersvergadering te participeren. De tramlijn liep onder andere via de Nieuweweg, zoals de naam zegt een nieuwe weg, door particulieren aangelegd en in 1882 door de gemeente van hen overgenomen om hem 'te verharden, te bepooten en te verlichten'.
Al in 1885 reed de eerste tram door Lochem. Wel hadden toen al heel wat burgers zich bij de gemeenteraad beklaagd dat de straten te lang opengebroken bleven. Trouwens, over de aannemer was men later ook niet tevreden; die was wel binnen het budget gebleven, maar hier en daar was de grond onder de rails onvoldoende verstevigd. Hernieuwde aanleg van enkele stukken van het traject bleek daarom in latere jaren nodig.
Maar de tramverbinding zelf bleek een groot succes. Toeristen wisten de weg naar Lochem te vinden, mede aangelokt door hotels en pensions die verrezen langs de route: Larenseweg, Noorderbleek, Stationsweg, Nieuweweg, Zwiepseweg. Trots werd een pension aan die laatste weg aangeprezen, gedreven door 'een Weduwe uit den hoogst fatsoenlijken stand (Notarisdochter)'.
Misschien nog belangrijker was de tram voor de aan- en afvoer van goederen: voor de gasfabriek en voor de leerfabriek van de gebroeders Naeff werden zelfs speciale rangeersporen aangelegd.
Verfraaiingsgezelschap
In 1885 werd het 'Verfraaiingsgezelschap te Lochem en omstreken' opgericht, alweer een initiatief van Staring en Horst, uitgebroed in de Eendracht en leunend op medewerking van de spaarbank en de gemeente. Het ging de nieuwe vereniging vooral om het bewegwijzeren en verfraaien van het landschap en de stad, de aanleg van wandel- en fietspaden en het beschermen van de bossen op de Lochemse Berg. Belangrijk voor de nieuwe hotels en pensions en een voorloper van de latere VVV (na Valkenburg de tweede in het land). Nog steeds staat op het hoogste punt van de Lochemse berg een Belvédère, in 1893 geplaatst namens het Verfraaiingsgezelschap. Van het mooie uitzicht is er helaas niet meer te genieten. Daarvoor zijn de bomen te hoog en de trap te vervallen.
Ziekenhuis
Een volgend voorbeeld in de indrukwekkende rij initiatieven is de vereniging ‘Het Ziekenhuis’ uit 1888. Dokter Ten Bokkel Huinink, dominee Horst en de burgemeester zelf vormden de commissie van voorbereiding. Zou het, gezien de persoonlijke ervaringen van Haitsma Mulier, toeval zijn dat hij zich zo inzet voor een ziekenhuis en dat dokter Ten Bokkel Huinink zo ijvert voor het voorkómen van kraamvrouwenkoorts? Hoe dan ook, binnen twee jaar lukte het de vereniging om een gebouw te realiseren aan de Zwiepseweg. De spaarbank verstrekte een rechtstreekse lening aan het ziekenhuis, maar had daar wel goedkeuring voor nodig van de gemeenteraad. Daar waren wel enkele sceptici te vinden, maar Haitsma Mulier wist ze te overtuigen. Het ziekenhuis zou tot ver in de 20e eeuw functioneren; eerst als volwaardig ziekenhuis en later als polikliniek. Na ongeveer een eeuw is het oorspronkelijke gebouw verdwenen, maar nog steeds is er een polikliniek.
Schouwburg
Sinds 1869 beheerde de Eendracht een feest-, concert- en toneelzaal, gelegen naast de eigen sociëteit. Een brand in 1908 leidde tot de bouw van een nieuw gebouw van architect Hellendoorn, geopend in 1910. Op een schitterende locatie aan de wal en een architectonisch juweeltje. Beide zalen van het gebouw werden voor veel voorstellingen van Lochemse verenigingen, vergaderingen en demonstraties van politieke partijen en vakbonden gebruikt. Hoewel inmiddels onherkenbaar verbouwd staat de schouwburg van Lochem nog steeds op dezelfde markante plek op de Oosterwal. Hij verwijst naar een periode waarin een Lochemse elite, onder leiding van een bezielende burgemeester, het landelijke Lochem van echte stadse allure wist te voorzien.
Verwevenheid
Alle hiervoor besproken ontwikkelingen zijn ontstaan in een nauwe verwevenheid van de sociëteiten, de spaarbank en de gemeente. En niet te vergeten het Lochemse departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, in 1831 opgericht door grotendeels dezelfde heren die in 1829 de Eendracht oprichtten. Die verwevenheid was deels van financiële aard: veelal was het de spaarbank die een nieuwe, door 't Nut voorgestelde, ontwikkeling financierde, maar de daarvoor nodige lening of subsidie moest wel worden goedgekeurd door de gemeenteraad. Dat proces werd gestroomlijnd door verwevenheid van personele aard: de zes directeuren van de spaarbank werden benoemd door de gemeenteraad, veelal uit zijn midden of althans uit het kringetje notabelen en gegoede burgers dat lid was van de sociëteit of bestuurslid van het Nut. Zoals het reglement van de in 1819 opgerichte gemeentelijke spaarbank het formuleerde : 'ingezetenen van de Stad Lochem, uit de vermogendste klasse, en die voor kundige, eerlijke en brave lieden bekend staan'.
Binnen de wallen
Het stadje Lochem binnen de middeleeuwse wallen was tot het begin van de 19e eeuw nauwelijks veranderd. Het stratenpatroon dat Jacob van Deventer omstreeks 1540 had getekend lag er nog vrijwel hetzelfde bij. Onder aanvoering van Haitsma Mulier werd een aantal cruciale veranderingen ingezet. In 1891 werden gronden aangekocht 'in de tuin van Sölner', waardoor een verbinding – de Tuinstraat – kon worden aangelegd tussen Smeestraat en de Oosterwal, belangrijk voor de ontsluiting van de binnenstad naar het oosten. In die tuin van Sölner kon ook het door architect Berlage ontworpen Volkshuis gerealiseerd worden, een initiatief van het Nut, waar badhuis, bibliotheek en kursusruimten werden samengebracht en waar ook de spaarbank onderdak kreeg.
Het initiatief kwam van het Nut, de financiering van de spaarbank, de gemeente moest het geheel goedkeuren en plukte tevens de vruchten. En in de besturen van die instanties zaten grotendeels dezelfde heren. Over verwevenheid gesproken.
In 1892 kocht de gemeente twee panden aan de Markt, die de scheiding vormden met het vroegere kerkhof rond de Gudula Kerk. Door de sloop van die panden – die er overigens niet altijd gestaan hadden – ontstond een verbinding tussen Markt en Molenstraat en kwam de kerk weer min of meer aan de Markt te liggen.
Belangrijker misschien nog waren de extra ontsluitingen die de binnenstad kreeg door twee nieuwe bruggen over de stadsgracht. In het oosten aan het eind van de nieuwe Tuinstraat en in het zuidwesten op de plaats waar tot voor kort het bolwerk de Blauwe Toren op de wal had gestaan. In de Raad ontspon zich een kenmerkende discussie: sommige leden vonden de investering te hoog en stelden eenvoudiger, houten bruggen voor, maar de burgemeester betoogde dat nu investeren in stenen bruggen op den duur goedkoper zou uitpakken. En aldus werd besloten.
Voor de aankoop van de huizen op de Markt en voor de bouw van de twee bruggen deed de spaarbank alweer twee schenkingen van elk 4000 gulden.
Buiten de wallen
In het zuidwesten zou de nieuwe opening naar de Zuiderenk op de duur leiden tot een flinke stadsuitbreiding, met vanaf 1913 de eerste woningwetwoningen, gebouwd door de gemeente zelf. Maar vooreerst opende de gemeente in 1896 aan de 'grintweg op den Zuiderenk' een tweede openbare lagere school.
In het oosten waren heel andere ontwikkelingen gaande. De nieuwe brug daar bood via de nieuw aangelegde Kastanjelaan een directe verbinding met de Nieuweweg. En met de villawijk Berkeloord die daar door particulier initiatief aan het ontstaan was.
De Nieuweweg was rond 1880 aangelegd door de 'Vennootschap' van de gebroeders Naeff, gebroeders Reerink en de heer Kerkhoven. Deze gegoede burgers hadden tevens grote kavels grond langs deze weg aangekocht. Daar realiseerden ze luxe villa's, deels voor eigen gebruik. Maar hun volgende stap was de realisering van de villawijk 'Berkeloord', ten oosten van de Nieuweweg, waar gronden waren vrijgekomen van landgoed de Cloese. Tussen ca. 1880 en 1910 werden er woningen 'op stand' gebouwd door architecten als Beeftink, Hellendoorn, Molenaar, Postel en Klinkhamer. Anders dan bij de voorgaande initiatieven ging het hier om louter particuliere financiering. Maar de al besproken personele verwevenheid met de gemeente zal het proces zeker hebben versoepeld.
Haitsma Mulier liet omstreeks 1905 ook voor zichzelf een nieuwe villa bouwen. Niet in het nieuwe plan, maar wel dicht daarbij: vanuit zijn villa Beau Regard aan de Zwiepseweg had hij rechtstreeks 'mooi zicht' op de Nieuweweg.
Verbouwing stadhuis
Net als in zijn eerdere standplaats De Rijp was Haitsma Mulier in Lochem de gebruiker van een prachtig 17e-eeuws stadhuis. Alleen was dat Lochemse stadhuis rond 1890 behoorlijk bouwvallig en slecht onderhouden. De burgemeester nam het initiatief om bij de Maatschappij tot Bevordering van Bouwkunst advies in te winnen over een restauratie. In juni 1898 besloot de Lochemse raad tot de restauratie en verbouwing, die het gebouw tegelijkertijd geschikt zou maken voor de moderne gemeentetaken. De spaarbank verstrekte een subsidie van 6000 gulden.
Bij de restauratie werd de monumentale hoofdingang aan de oostgevel, aangebracht bij een verbouwing in 1741, ongemoeid gelaten. Maar verder probeerde men de oorspronkelijke bouw van architect Helleraet terug te restaureren. Ten onrechte werden daarbij de 'afgewolfde' kopgevels (met schuin teruglopend dak) in een soort trapgevels veranderd. De plechtige heropening van het stadhuis vond plaats op maandag 8 januari 1900. Bij deze gelegenheid werd een herinneringsplaquette ingemetseld met de namen van burgemeester Haitsma Mulier, de wethouders en raadsleden die tot de restauratie hebben besloten. Lochem had weer een stadhuis waar het trots op kon zijn.
De juiste man in de juiste omgeving
Tjepke Haitsma Mulier mag dan in het middelpunt gestaan hebben van de enorme golf aan vernieuwingen in het Lochem van de tweede helft van de 19e eeuw, het zou te veel eer zijn ze allemaal aan hem alleen toe te schrijven.
De tijdgeest in de 19e eeuw heeft overal in Nederland nieuwe infrastructuur en nieuwe industrieën gebracht; niet voor niets is deze eeuw inmiddels 'IJzeren eeuw' gaan heten. Maar ook op cultureel en maatschappelijk gebied is de tijdgeest vernieuwend: het Lochemse departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen is lang niet het eerste in zijn soort. En al sinds het begin van de eeuw is bijvoorbeeld in Drenthe de Maatschappij van Weldadigheid van Johannes van den Bosch aan de slag met zijn verheffingsidealen.
Daarnaast vormen de notabelen van Lochem, met hun vrijzinnig liberale opvattingen, een onmisbare voedingsbodem voor de vele initiatieven. Ook dat is op zichzelf niet uniek, maar de concentratie in Lochem, versterkt door verlichte kasteelheren uit de omgeving, is wel uitzonderlijk. Uit de directe omgeving van burgemeester Haitsma Mulier moeten bovendien de wethouders Gerrit Naeff en Hendrik Postel genoemd worden. Zij vormen jarenlang een krachtig, vooruitstrevend driemanschap, dat vrijwel steeds de mogelijke reserves in de gemeenteraad weet te pareren.
Burgemeester Haitsma Mulier zelf is de laatste, maar niet onbelangrijke schakel in de keten. Hij is oprecht geïnteresseerd in vooruitgang en vernieuwing, hij onderhoudt een breed netwerk binnen de Lochemse gemeenschap en hij weet bijna altijd met tact en overtuigingskracht de gemeenteraad mee te krijgen. Van de beschreven initiatieven komen het Ziekenhuis en de verbouwing van het Stadhuis aantoonbaar uit zijn koker, maar ook bij andere ontwikkelingen staat hij dicht bij de bron, effent hij het pad en overwint hij eventuele weerstanden. Vooruitgang is wellicht in de geest van de tijd, maar in Lochem lijkt hij in het brandpunt ervan te staan.
Een gedenkbank
In 1914 nam Tjepke Haitsma Mulier afscheid als Lochems burgemeester. Uit dankbaarheid voor alles wat in de lange ambtsperiode tot stand is gebracht bood de burgerij hem een kloeke herinneringsbank aan. Die kreeg een prominente plek, midden op het Mariaplein, aan de rand van Berkeloord. De bank was ontworpen door de bekende Lochemse architect Gerrit Jan Postel. Op de granieten rugleuning staat het opschrift:
LOCHEMS BURGEMEESTER T. HAITSMA MULIER 1880-1914
GEWIJD DOOR DE BURGERIJ
Het Mariaplein kreeg als eerbetoon aan de scheidende burgemeester diens naam, net als één van de nieuwe lanen in het villapark. De oud-burgemeester overleed op 24 september 1921. Villa Beau Regard viel rond 1970 onder de slopershamer.
Bronnen:
-
Raadsverslagen 1879-1914, Archief van de gemeente Lochem, Regionaal Archief Zutphen.
-
Overzicht en ontwikkeling van de spaarbank te Lochem gedurende haar 100-jarig bestaan. Lochem, 1919. (Mede geredigeerd door T Haitsma Mulier, vice-president van de spaarbank).
-
Een eeuw burgerzin onder redactie van G.J.K. De Vries, 2002, Stichting de Garve Lochem 2002.
-
Rondom Burgemeester Tjepke Haitsma Mulier door CeesJan Frank, Land van Lochem 2008 nr 1.
-
Zorgen om een historisch stadhuis door CeesJan Frank, Land van Lochem 2014 nr 1
-
Een bijzondere aanwinst voor het Historisch Genootschap door Eddy ter Braak in Land van Lochem 2016 nr 3.
-
Lochem Historie > 1815, deel II van OVER LOCHEM door Focko De Zee en Wout Klein, WalburgPers Zutphen 2018.