In 1885 werden aan de kort tevoren aangelegde Nieuweweg in Lochem drie opvallende villa’s opgeleverd. Het ontwerp ervan is altijd toegeschreven aan de bekende architect Hendrik Petrus Berlage. Dit artikel vertelt het verhaal rond het ontstaan van de huizen. Met een verrassende ontdekking
De drie villa’s met de huisnummers 50, 52 en 54 staan aan de westzijde van de Nieuweweg, de monumentale villalaan uit de late negentiende eeuw, die inmiddels als rijksbeschermd stadsgezicht is aangewezen. Door hun ongebruikelijke kruisvormige opzet, de ver overstekende en flauw hellende daken en de veranda’s vallen ze een beetje uit de toon bij de andere huizen in de buurt. Het is goed te zien dat ze alle drie naar één ontwerp zijn gebouwd, hoewel de middelste villa oorspronkelijk van een markant torentje was voorzien. De onderbouw hiervan is nog behouden gebleven. De beide flankerende villa’s zijn elkaars spiegelbeeld. In de verte doen de huizen denken aan Zwitserse chalets, terwijl de rondom lopende veranda’s met hun decoratieve houtsnijwerk niet zouden misstaan bij de rustieke plantersvilla’s in Nederlands Indië. Een associatie die verderop in dit artikel opnieuw ter sprake komt. De architect liet zich inspireren door de chaletarchitectuur, die in de tweede helft van de negentiende eeuw erg populair was, maar hij verwerkte ook typisch “Hollandse” elementen, zoals de met wit geschilderde horizontale banden versierde bakstenen gevels. De topgevels met de opengewerkte sierspanten waren gedecoreerd met classicistische ornamenten, zoals nummer 50 nog laat zien. Het is niet alleen deze uitgelezen mix van bijzondere bouwvormen en stijlkenmerken die deze drie villa’s zo bijzonder maakt. Ook is aan de huizen de naam van één van Nederlands bekendste bouwmeesters verbonden, Hendrik Petrus Berlage. Dat werd althans tot nu toe altijd gedacht.
Hendrik Petrus Berlage
In verschillende studies over architect Berlage (1856-1934) worden de Lochemse villa’s als onderdeel van zijn vroege werk vermeld. In 1884, het jaar van het ontwerp 1), was hij tot gelijkwaardig partner benoemd in het architectenbureau van de ingenieur-architect Theodor Sanders, een samenwerking die zo’n vijf jaar zou duren. Berlage stond in deze periode aan het begin van zijn succesvolle carrière, die hem tot één van de iconen in de Nederlandse architectuurgeschiedenis zou maken. Het is opmerkelijk, dat in geen van de Berlagestudies ergens een directe bron wordt genoemd, die verwijst naar de herkomst van de toeschrijving van de Lochemse huizen aan deze architect 2). Noch in het Berlage-archief, noch in dat van de gemeente Lochem bevinden zich oorspronkelijke bouwtekeningen van de huizen aan de Nieuweweg. Als verklaring voor Berlages opdracht in het “verre” Lochem wordt steeds gewezen op de vermeende opdrachtgever tot de bouw, de Barneveldse burgemeester Carel August Nairac 3). Die zou op de jonge Berlage zijn geattendeerd door de in Lochem woonachtige volle neef van de architect, eveneens een Hendrik Petrus Berlage (1848-1908), zoon van een oom van de architect, Thomas Nicolaas Berlage 4). De Lochemse Berlage, die op Villa Nova aan de Stationsstraat woonde, zou dan voor de connectie hebben gezorgd en zijn jonge neef aan één van zijn eerste opdrachten hebben geholpen. Een aardige uitleg, maar is het ook juist?
De familie Nairac
Carel August Nairac, geboren in 1815, werd in 1841 benoemd tot burgemeester van Barneveld. Meer dan veertig jaar vervulde hij dit ambt, een periode waarin hij veel voor de Barneveldse gemeenschap heeft betekend. Het dorp dankt aan hem een fraaie collectie archeologische vondsten uit de vroege middeleeuwen, die de basis vormt van het Museum Nairac. In 1883 stierf de burgervader “in het harnas”, een jaar dus vóór de veronderstelde ontwerpopdracht aan Berlage. Nairac heeft dan ook nooit in Lochem gewoond. Wel is bekend dat zijn weduwe jonkvrouwe Elisabeth Cornelia van Borselen (of Borssele) Van der Hooge (1830-1917) in 1883 eerst naar Ede en kort daarop met een zoon en een dochter naar Lochem is verhuisd. Zij heeft zich daar gevestigd in de villa Nieuweweg 54, die kort te voren nog te huur werd aangeboden in de landelijke dagbladen 5). De vestiging in Lochem vond plaats op 27 september 1886 6). In 1897 woonde de familie er nog. In dat jaar werd de villa publiekelijk verkocht als onderdeel van het onroerend goed in het bezit van Willem Octavius Kerkhoven, die in 1897 was overleden. In het Nieuws van den Dag van 27 november 1897 werden verschillende opstallen van Kerkhoven te koop aangeboden, waaronder de Villa Java, de grote boerderij met melkerij Het Gagel, en twee villa’s aan de Nieuweweg, de ene verhuurd aan dr. Beekhuis, de andere aan “Mevrouw Nairac (huurprijs f 425), groot 10 A, 9 C, ingezet op f 4011)”. Eén van de “Berlagehuizen”, Nieuweweg 54, droeg lange tijd de naam “Nairac”. Het kan niet anders dan dat dit de huurvilla van de burgemeestersweduwe is geweest.
De door de Nairacs bewoonde villa werd overigens met de huurders verkocht, want de zoon zou hier tot zijn dood in 1937 hebben gewoond 7). Mogelijk heeft hij de villa uiteindelijk zelf gekocht. Deze Carel Anton Willem Nairac (1866-1937) was vanaf 1891 volontair in de gemeente Laren en later ambtenaar ter secretarie. Het is bekend dat hij vanaf 1893 maar liefst 56 keer tevergeefs heeft gesolliciteerd naar een burgemeesterspost in Gelderland.
Na de dood van zijn vermogende oom rond 1903 werd hij aangesteld om het enorme familiefortuin van de Van Borselens te beheren. Toen zijn moeder in 1917 overleed mocht hij zich “ambachtsheer van Borssele” noemen. Nairac jr. stond in Lochem bekend als enigszins excentriek, mede vanwege zijn verschijning en kostbare huishouding. Hij deed met zijn tweespan herhaaldelijk mee aan concourshippique wedstrijden en was een liefhebber van de jacht. Zo kocht hij in 1904 landgoed het Leusveld bij Hall, waar hij enkele jaren later een kostbaar jachthuis liet bouwen. Ook genoot hij aanzien door de stichting van verschillende charitatieve projecten 8). Zijn aanzien en dat van de familie Nairac heeft mogelijk bijgedragen aan de overlevering, als zou zijn beroemde vader de huizen aan de Nieuweweg hebben laten bouwen.
Projectontwikkelaar Kerkhoven
Misschien moeten we het opdrachtgeverschap in een andere hoek zoeken. De verkoop van de huurhuizen, waaronder twee villa’s aan de Nieuweweg, van wijlen Willem Octavius Kerkhoven in 1897 biedt een nieuw perspectief. Heeft hij dan ook te maken gehad met de bouw van de drie villa’s in 1884-1885? Zijn naam staat immers ook vermeld in een aanbestedingsadvertentie van 17 augustus 1884 voor de bouw van drie villa’s in Lochem. En stonden de woningen aan de Nieuweweg jaren later daarom nog steeds bekend als de “de huizen van Kerkhoven”? Hoog tijd om deze opmerkelijke figuur te introduceren.
Willem Octavius Kerkhoven (1825-1897), firmant van de firma Kerkhoven & Co, bankiers en commissionairs in effecten te Amsterdam was een telg uit een grote ondernemende familie, waarvan velen zich in Nederlands Indië hadden gevestigd en daar succesvolle theeplantages runden. In 1873 stond Kerkhoven landelijk in het nieuws als lid van de maatschap “De Johannes Kerkhoven-polder”, die het plan ontwikkelde om een 700 ha groot slikken- en kweldergebied in de Dollard, dat in het bezit was geweest van vader Johannes Kerkhoven, in te dijken en zo voor de landbouw rendabel te maken. In het driemanschap bevond zich ook dr. J. Bosscha jr., die getrouwd was met de zuster van Willem Octavius. Kerkhoven had zich in 1878 vanuit zijn geboorteplaats Twello in Lochem gevestigd en zou al gauw een belangrijke rol gaan spelen in allerlei ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen in Lochem. Hij wordt in diverse stukken steeds als “rentenier” vermeld en woonde zelf met zijn echtgenote Cecilia Emilie Hillegonda Bosscha 9) (1828-1894) vanaf hun komst naar Lochem in de imposante villa Java op de hoek van de Zwiepseweg en de Barchemseweg. In 1879 behoorde Kerkhoven tot de groep initiatiefnemers voor de bouw van de Remonstrantse Kerk in Lochem, waartoe ook mr. C.J. Sickesz, W. Reerink, G.J.W. Becking, M. Naeff en G.W. Haarsma behoorden, een groep liberale Lochemers, die veel aan de vooruitgang van de stad heeft bijgedragen. Kerkhoven verwierf voor de bouw van de kerk een groot perceel, dat liep van de Zwiepseweg (vlakbij de villa Java) tot aan de Emmastraat. Daar verrees in 1879 de nieuwe kerk, op het zuidelijke deel liet Kerkhoven een grote dubbele villa bouwen, tegenwoordig Zwiepseweg 27-29. Vlak voor de voltooiing van de riante villa’s werden ze in het Nieuws van den Dag van 23 oktober 1880 te huur aangeboden.
Met een aantal connecties uit de Remonstrantse gemeenschap vormde Kerkhoven in deze periode de “Vennootschap” (vanaf 1886 “Lochemse Bouwvereeniging”), die een grote rol speelde in de realisatie van de nieuwe villawijk langs het voorlopige tracé van de spoortramlijn Deventer-Borculo. Kerkhoven kocht, net als zijn companen de gebroeders G., M. en N. Naeff, leerfabrikanten en de aannemers Gebr. L. en A.J. Reerink, diverse percelen grond langs de Nieuweweg aan om hiermee te speculeren in de villabouw voor welgestelden. Kerkhoven had hier al in 1878 een stuk grond verworven aan de Zwiepseweg, vlakbij de hoek met de Nieuweweg. Dit perceel kon hij kort daarop uitbreiden door de aankoop van de strook grond aan de Nieuweweg, waarop later de huizen met de huisnummers 50 tot en met 56 zouden verrijzen. De eerste villa die hier werd gebouwd was nr. 56, tegenwoordig “’t Haemstede” genoemd. Vermoedelijk is dit huis in 1881 of 1882 gebouwd. Het bleef tot de verkoop in 1894 in handen van de familie Kerkhoven, zoals blijkt uit een advertentie in het Nieuws van den Dag van 9 maart 1894. In 1892 verwierf Kerkhoven ook een perceel aan de oostzijde van de Nieuweweg, het huidige nr.47 10). In de verkoop van 1897 bevinden zich nog twee percelen aan de Nieuweweg, met de daarop door Kerkhoven gebouwde huizen. De overige percelen waren blijkbaar in andere handen overgegaan.
Gaf Kerkhoven aan Hendrik Petrus Berlage de opdracht de drie villa’s op zijn juist verworven bouwpercelen te ontwerpen?
Verwanten
De jonge architect was geen onbekende voor Willem Octavius. Diens dochter Cecilia Jacoba (1851-1907) was namelijk getrouwd met de bovengenoemde Lochemse neef van Berlage, H.P. Berlage Thomaszn. Bovendien was de moeder van de architect, Anna Catharina Bosscha (1833- 1868), de jongere zus van Willem Octavius’ vrouw. Deze hechte familierelatie legde de architect geen windeieren. Zo kreeg hij in 1889 en 1906 opdrachten voor de vrijwel volledige vernieuwing en verbouwing van het grote effectenkantoor van de firma Kerkhoven & Co. aan de Herengracht 115 in Amsterdam 11). Overigens was neef Berlage Thomaszn. hoofd van dit kantoor, dat hij voor zijn schoonfamilie bestierde. In 1891 nam de Lochemse afdeling van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, waarin enkele leden van de Lochemse Bouwvereeniging en de Remonstranten een nadrukkelijke rol speelden, het besluit tot de bouw van het Volkshuis. Het ontwerp werd opgedragen aan architect Berlage. Maar was hij ook de geestelijke vader van de villa’s aan de Nieuweweg, die zeven jaar eerder werden gebouwd?
De aanbesteding
In 1884, de bouwactiviteiten aan de Nieuweweg zijn dan al enige jaren aan de gang, vond de aanbesteding plaats van drie villa’s in Lochem, “voor rekening van den Heer W.O. Kerkhoven aldaar, in het Logement Het Wapen van Leiden, alwaar bestekken tegen f 1, -- te krijgen zijn. Inlichtingen bij den Architect Jacob F. Klinkhamer, Architect-Ingenieur, Amsterdam, 16 augustus 1884”, zo lezen we in een advertentie in het Nieuws van den Dag van 17 augustus 1884. Kerkhoven heeft dus als “projectontwikkelaar” een drietal villa’s in Lochem laten bouwen, met het doel deze na voltooiing te verkopen, of, wat destijds gebruikelijker en lucratiever was, ze te verhuren. Zonder twijfel gaat het hier om de drie villa’s Nieuweweg 50, 52 en 54, die in 1885 werden voltooid. Eind april 1885 waren de villa’s gereed. Ze werden in het Nieuws van den Dag te huur aangeboden als “Buitenhuizen”. De beschrijving van de ligging en de karakteristieke opzet van de villa’s komt geheel overeen met die van de aan Berlage toegeschreven huizen. “Ruime Veranda’s, voor buitenleven onmisbaar, omgeven de Woningen aan drie zijden”, aldus de advertentie. Die veranda’s zijn het meest typerende element in het ontwerp van de villa’s en doen sterk denken aan de plantersvilla’s in Nederlands Indië, die in de familie van Kerkhoven natuurlijk niet onbekend waren. Tot nu toe echter geen spoor van Berlage, maar wel van Jacob Klinkhamer, die met naam in de aanbestedingsadvertentie van 17 augustus 1884 wordt genoemd. Wie was deze Klinkhamer?
Jacob Frederik Klinkhamer (1854-1928) vestigde zich in 1882 als zelfstandig architect in Amsterdam en ontwikkelde zich al gauw tot een gerenommeerde naam binnen het vakgebied van de Nederlandse bouwkunst. Hij publiceerde veel in tal van bouwkundige vakbladen, jureerde bij belangrijke architectuurprijsvragen en nam vaak deel aan het architectuurdebat. Hij speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling en technische vernieuwing van de utilitaire architectuur in Nederland. Dat deed hij niet alleen als uitvoerend architect, maar ook als hoogleraar aan de Polytechnische School in Delft. Klinkhamer was getrouwd met Margaretha Elisabeth Bosscha, dochter van Kerkhovens kompaan in het Dollartproject, de bekende prof. Dr. Joh. Bosscha (1831-1911), hoogleraar toegepaste mechanica aan diezelfde Polytechnische school, en….Paulina Emilia Kerkhoven (1833-1910), de oudere zus van onze Willem Octavius 12). Dr. Joh. Bosscha en zijn vrouw Paulina waren tevens de oom en tante van de architect Hendrik Petrus Berlage. Klinkhamers vrouw was dus het nichtje van de architect
Berlage. Kerkhoven had dus in zijn nabije (gecompliceerde) familiekring twee jonge veelbelovende architecten, generatiegenoten van elkaar. Ze zullen in de Amsterdamse architectenwereld geregeld elkaars wegen hebben gekruist 13). Voor zover bekend hebben zij nooit samen aan een project gewerkt. Wie van beide architecten ontwierp de villa’s aan de Nieuweweg?
Nieuwe feiten
In de lange lijst van publicaties en geschriften door Jacob Klinkhamer 14) wordt een artikel genoemd dat hij in 1887 schreef voor het bouwkundig tijdschrift Vademecum der Bouwvakken 15), getiteld “Villa’s te Lochem”. Hierin beschrijft Klinkhamer een groep van drie villa’s, “gebouwd voor rekening van den WelEd. Heer W.O. Kerkhoven te Lochem, in het jaar 1884. Zij zijn gelegen aan den nieuwen weg van het station, doch aan den hoogen kant van de genoemde gemeente, met prachtig uitzicht op den Lochemschen berg en den zoogenaamden Paaschberg”. Vervolgens wordt een indruk gegeven van de opzet en de indeling van de villa’s: “Zooals op de situatieteekening zichtbaar is, springt de middenste villa vooruit. Dit en de hoekige aanleg der gebouwen maakt inkijken van de eene in de andere villa moeilijk, wat nog meer wordt belet door boomgroepen, geplant op de scheiding der erven, welke evenwel nu nog laag zijn, evenals de rest van het nog jonge plantsoen. Eveneens moeten klimplanten langs de stijlen der waranden, gelegen op het Zuiden, Oosten en Westen en daardoor steeds windvrije plekjes aanbiedende, nog weelderiger worden , en vormen dan met klimop en wingerd tegen de muurvlakken eene steeds schoone en natuurlijke decoratie”.
Over het ontwerp schrijft Klinkhamer: “De indeeling der plattegronden is uit de teekeningen voldoende zichtbaar. De beide uiterste gebouwen zijn elkanders spiegelbeeld en verschillen slechts met het middenste, doordat de toren aldaar nog een portaaltje voor de vestibule vormt. Deze gelijkvormigheid der drie gebouwen maakt de bouwkosten kleiner, terwijl toch de verschillende groepering daarvan alle eenvormigheid buiten sluit. Het muurwerk is van rooden baksteen, verlevendigd door witte banden, terwijl het houtwerk bruin en met kleuren afgezet is. De beplanking der topgevels onder de vier vooruitspringende, veel schaduw gevende daken, is echter van blank geölied Amerikaansch grenen hout, evenals de zoldering der waranden. In Augustus 1884 werden deze drie villa’s aanbesteed en aangenomen voor f 24,934,-- te zamen, door J. Zandvoort te Deventer, die hen opleverde in April van het volgende jaar. Amsterdam, JACOB F. KLINKHAMER, Architect-Ingenieur”.
Klinkhamer of Berlage?
Er wordt met geen woord gerept over de ontwerpende architect. Is het Klinkhamer zelf? Of bespreekt hij hier het werk van zijn niet met naam genoemde verwant, de jonge Berlage? De verschillende krantenberichten uit 1884 en 1885 vallen nu op hun plaats. Het feit dat de bestektekeningen volgens de aanbestedingsadvertentie uit augustus 1884 bij Klinkhamer zijn op te vragen spreekt voor de eerste optie: Klinkhamer is de architect. Het was een heel gebruikelijke procedure bij aanbestedingen, dat de inschrijvende aannemers de tekening direct bij de ontwerpende architect konden opvragen. Het pleit wordt beslecht door de bij het artikel in het Vademecum gevoegde presentatie- en bouwtekening, gesigneerd door … Jacob F. Klinkhamer.
De tekening toont het aanzicht en de plattegrond van de middelste villa, ooit gesierd met de naam Damiate, tegenwoordig Nieuweweg 52. Het ontwerp van de drie Lochemse villa’s kan dus met zekerheid worden toegeschreven aan Jacob Klinkhamer. Overigens niet de minste onder de in die periode actieve jonge generatie architecten.
Het is pas het latere werk van Berlage, dat in vele architectuurstudies de ontwerpen van zijn collega’s in de schaduw stelt. En dat is niet terecht, want recent architectuurhistorisch onderzoek toont overtuigend aan, dat Berlage lang niet de enige is geweest, die als wegbereider van belangrijke vernieuwingen in de bouwkunst in Nederland kan worden gezien. Vooral in de jaren tachtig onderscheidt zijn werk zich amper van dat van zijn collega’s.
Het ontwerp
De toeschrijving van de drie Lochemse villa’s aan Berlage is altijd een beetje problematisch geweest. Er is al gewezen op het volledig ontbreken van archiefstukken die de toeschrijving ondersteunen. In de bestaande overzichten van het oeuvre van Berlage, waarin de Lochemse villa’s zijn opgenomen, weten de auteurs zich eigenlijk weinig raad met de wat excentrieke huizen uit zijn vroegste periode als architect, toen hij overigens nog binnen het bureau van Th. Sanders in Amsterdam werkte. Ze zijn moeilijk te plaatsen tussen de veelal niet uitgevoerde ontwerpen uit de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Pieter Singelenberg beschrijft ze als “eenvoudige bakstenen gebouwen, met chalet-daken en terrassen overkapt door houten constructies” 16). Ook Jacob Klinkhamer stond in 1884 nog aan het begin van zijn carrière. Uit deze periode zijn verschillende ontwerpen voor landhuizen en villa’s van zijn hand bekend waarmee de Lochemse huizen zich goed weten te vergelijken, vooral in de plattegrond, de opbouw en de stijlkeuze. Binnen de gangbare ontwerpstijlen zocht Klinkhamer ook steeds naar technische vernieuwing en vormexperimenten.
Zijn villa Sluiter in Bussum uit 1893 toont dezelfde eigenzinnige opvatting van de chaletstijl, de vaker door Klinkhamer toegepaste kruisvormige hoofdopzet en vensteropeningen met omvattende bogen. Uit 1897 dateert het ontwerp voor de ambtswoning van de directeur van Artis aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. De eigenaardige plattegrondindeling van deze rustieke villa, met voorportaal, centrale hal en de naar voren geschoven kamer naast de entree is vrijwel gelijk aan die van de oudere villa’s in Lochem 17). De technische en typologische vernieuwing die in het werk van Klinkhamer als een rode draad te volgen is en die voor hem als hoogleraar in Delft ook hoog in het vaandel stond, is ook in de Lochemse villa’s zichtbaar. In zijn eigen artikel bespreekt hij de voordelen van de ongebruikelijke hoofdvorm van de villa’s ten gunste van de privacy en de bezonning en gaat hij in op het terugdringen van de bouwkosten door drie gelijkvormige huizen in één keer te realiseren. De advertentie uit 1885 vermeldt bovendien de aanwezigheid van spouwmuren, die de woningen ’s winters warm en ’s zomers koel houden. Spouwmuren waren toen weliswaar als principe al enkele eeuwen bekend, maar werden in de negentiende eeuw slechts heel sporadisch toegepast. In Lochem waren ze in 1884 zonder meer een noviteit. Het gebruik van spouwmuren zou in Nederland pas na 1900-1910 een brede erkenning krijgen 18).
Net als bij Berlage leverde de verbintenis door huwelijk met de vermogende en ondernemende families Kerkhoven en Bosscha uiteindelijk een hele reeks opdrachten voor Klinkhamer. Dit wordt in de biografie van Klinkhamer op de website van het Nederlands Architectuur Instituut bevestigd. Zo bouwde Klinkhamer voor de familie ook in Nederlands Indië, waar hij in 1903 de villa op de theeplantage Malabar in Bandung ontwierp voor Karel Albert Rudolf Bosscha (1865-1928), zoon van Johannes Bosscha en Paulina Emilia Kerkhoven, de zus van Willem Octavius. “KAR” Bosscha is één van de markante hoofdpersonen in de beroemde roman van Hella Haasse, Heeren van de Thee, die de Indische geschiedenis van de familie Kerkhoven beschrijft. De villa is uitgevoerd in chaletstijl, met ver overstekende daken, veel houtsnijwerk en rondom lopende veranda’s. De verwantschap met de Lochemse villa’s, waarmee het voor Jacob Klinkhamer allemaal begon, is treffend.
Tot slot
Nu het vaststaat dat de drie villa’s aan de Nieuweweg niet door Berlage zijn ontworpen is het extra spijtig, dat het complex, dat wél van de hand van de beroemde architect is, het Lochemse Volkshuis uit 1891-1892, in 1973 is gesloopt. De werkelijke ontwerper van de huizen, Jacob Klinkhamer, is echter een waardig vervanger. Zijn verdienste voor de ontwikkeling en de technische vernieuwing in de bouwkunst in Nederland is groot geweest. Binnen zijn oeuvre kunnen de Lochemse villa’s veel beter geduid en begrepen worden. Daarnaast is de ontstaansgeschiedenis van de huizen bijzonder interessant. Ze vertelt het verhaal van de tijd waarin het ingeslapen landstadje Lochem ontwaakte en werd getransformeerd tot een levendige en aangename woonplaats met tal van moderne voorzieningen en een ruimdenkend en vrijzinnig vestigingsklimaat. Tevens zijn de huizen een mooie herinnering aan hun opdrachtgever, één van de pioniers in dat opmerkelijke veranderingsproces naar een nieuw Lochem, Willem Octavius Kerkhoven en zijn ondernemende familie.
Noten:
- In de literatuur wordt als ontwerpjaar overigens 1885 vermeld, wat onjuist is.
- S. Polano, Hendrik Petrus Berlage. Het complete werk, Alphen aan den Rijn 1989, p.110. Voorts: P. Singelenberg, H.P.Berlage. Idea and style. The quest for modern architecture, Utrecht 1972, p. 63.
- Singelenberg (1972), p. 63 meldt dat de opdrachtgever onbekend is, maar “Old habitants remember that the houses were built for Mr. Nairac, then mayor of Barneveld”.
- De Lochemse neef werd ook wel Hendrik Petrus Berlage Thomaszoon genoemd.
- Nieuws van den dag van 29 april en 2 mei 1885.
- Singelenberg (1972), p.63.
- Idem, p.63.
- Na zijn dood in 1937 liet hij zijn gehele vermogen na aan de gemeente Barneveld ten behoeve van charitatieve projecten en de bouw van het Museum Nairac, waarin de oudheidkundige verzameling van zijn vader kon worden tentoongesteld.
- Zij was de zuster van bovengenoemde prof. Dr. Johannes Bosscha.
- J.G.M. van Hoorn, “De Nieuweweg in Lochem”, in:Lochem en z’n scholtampt, Artikelen, geschreven en gebundeld ter gelegenheid van het 10 jarig bestaan van de Historische Vereniging Lochem – Laren, Lochem 1983, p.108.
- Polano, 1989, p.120.
- De familierelatie is complex: Willem Octavius Kerkhoven was getrouwd met Cecilia Emilia Hillegonda Bosscha. Zijn zus Pauline Emilie was gehuwd met Cecilia’s broer Johannes Bosscha. Willem Octavius en Pauline Emilie waren twee van de dertien kinderen van Johannes Kerkhoven (1783-1859), uit zijn tweede huwelijk met Anna Jacoba van der Hucht (1817-). Johannes was de oprichter van het Amsterdamse Effecten- en Bankierskantoor Kerkhoven en Co. Ook was hij de stichter van de Johannes Kerkhovenpolder in de provincie Groningen. Een aantal kinderen en kleinkinderen van het echtpaar Kerkhoven-Van der Hucht exploiteerde in Nederlands-Indië theeplantages. Hella Haasse schreef over hen het boek Heren van de thee.
- Zo werden beide heren in februari 1887 gelijktijdig geïnstalleerd als leraren van de Kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam. Berlage werd benoemd tot leraar bouwkundig tekenen, Klinkhamer gad les in stijl- en kunstgeschiedenis. (bron: Het Nieuws van den Dag, 17 febrauri 1887).
- Zie de website van het Nederlands Architectuurinstituut en Bonas/archiwijzer.
- Vademecum der Bouwvakken 1887 (jaargang 2) nr,. 9, blz.1-2 + bijlagen.
- Singelenberg (1972), p.63
- Collectie Nederlands Architectuur Instituut NAI / klix-22
- B. Kooij, “De spouwmuur in oude Nederlandse buitenhuizen. Een eerste verkenning van de oudste voorbeelden”, in: Monumenten en bouwhistorie. Jaarboek Monumentenzorg 1996, Zwolle-Zeist, 1996, p.80-85.