door Maran Olthoff
Nog een dag en een halve nacht, dan begint het nieuwe jaar. Nooit heb ik zo weinig gevoel gehad voor dat ene cijfertje van een nieuw jaar. Des te meer voel ik wat er achter me ligt, meer dan een halve eeuw Lochem. Het was geen weer voor de fiets maar frisse lucht moet.
En daar loop ik vanaf huis aan de Van Hogendorplaan en onderaan op de hoek van de Zwiepseweg denk ik aan mijn linkerhand de grote oude villa.
Op de volgende hoek met de Wilhelminalaan is het huis waar ze maar één kind hadden, een meisje met lange blonde pijpenkrullen. De Zwiepseweg is eenvoudig versierd met palen waar liefdevol een lichtslinger omheen is gewonden. Rechts het rijtje van drie huizen waar tante Riek en oom Herman van Heeckeren woonden, hij zat bij mijn vader op kantoor bij Naeff. Die huizen werden ook de Naeffhuizen genoemd. Links van me het kappershuis van kapper Lichtendahl. Ik denk aan de huizen aan beide kanten van de straat. Nu weer aan mijn rechterkant woonde Elly van de Garde, dan iets verder links het huis van dominee Van der Heide naast een grote villa met serre, daartegenover het pension van mevrouw Holtrust – haar dochter Anneke zat bij me op de AKI in Enschede. Weer aan de linkerkant naast Van der Heide het Groenewegje met de speeltuin recht tegenover de Emmastraat. Daar op de hoek een kruidenierswinkel en daarnaast slagerij Van der Neer. Recht tegenover de Frankenlaan het huis van de heer en mevrouw Donselaar. Tante Zus was bevriend met haar.
Dan Garage Eertink. Eertink was ook dealer van Flandria bromfietsen, aan de straatkant was een etalage met deze bromfietsen. Aan de straat stonden ook de benzinepompen, Mobil. En de ziekenwagen stond er gebruiksklaar. Schuin daartegenover, nummer 22, is het huis waarin mijn vader in 1906 is geboren.
Ik kijk, naar rechts en links, maar ik kijk niet echt, het is meer een beleven van hoe ik het vroeger ervoer. Tegenover het huis van mijn vader zat wasserij Stijgoord, van Thomasson. Volgens mij woonde daar ook Draafsel. Mevrouw Draafsel en haar dochter Henny deden mee aan De Ster Van Bethlehem, het kerstspel. Meneer Draafsel reed ook taxi, waarschijnlijk voor Eertink. Ik loop door langs de vertrouwde weg, daar rechts was de fietsenmaker Hofman. Wat heerlijk was de geur van solutie die er hing. Buiten stond een paal met een haak waaraan hij een fiets handig schuin ophing om eraan te werken. Buiten, meestal stond hij buiten te werken. Het merk fietsen dat hij onder andere verkocht was Phoenix, Foeniks, zo spraken we dat uit. Wat dieper naast de zaak was zagerij-timmerbedrijf Wagenaar. En aan de overkant had Wagenaar een grote houten loods met houtopslag waarin Hofman zijn gerepareerde fietsen stalde. Naast die loods woonde oom Teunis Jansen met tante Gerritjen, een zus van mijn opa Olthoff. Jansen van de prins werd hij ook genoemd, omdat hij lakei van prins Hendrik was geweest. Weer aan de rechterkant het mooie statige huis van dokter Van der Stel op nr. 29, niet onze huisarts. Op nr. 27, ook een mooie villa, van Van Ommeren, kwamen na de oorlog Indische mensen, spijtoptanten. Van Ommeren maakte ook ijs. Links leunt al de muur van de tuin van Huize Java tegen de straat. Aan de rechterkant van de straat was de drankenhandel van Nieuwenhuis, dan stoffenzaak Markink, en was daar niet ook een bloemenwinkel? In het huis Pleinzicht hebben oom Teunis en tante Gerritjen ook nog gewoond, met tante Dini. Hun andere dochter, Willy, was getrouwd met een dierenarts in Ommen.
Op het Nieuwstadsplein links in de hoek het huis met de naam Borneo, tegenover Borneo op de hoek van de Albert Hahnweg was een groenteboer, H.G. Nijkamp De Fruithoek. Op de andere hoek het huis Celebes, waarin de huishoudschool gevestigd was, daarvoor of daarna ook een vglo-school. Op de eerste verdieping was het handenarbeidlokaal van de ulo-school. In het statige huis daarnaast woonde tandarts Topzand, onze aardige tandarts. Dat zag ik aan de overkant. Ik loop al om de hoek van de kapperszaak en winkel van Wondergem, aan de overkant was een fietsenzaak en op nummer 34 zetelde juffrouw van de Veen, waar ik elke dinsdagmiddag op een zangclubje zat. Dat was niet voor jongens! Elk jaar organiseerde ze een uitvoering in de Schouwburg met alle meisjes die bij haar in een zanggroepje zaten. Dinie Lichtendahl woonde bij haar in huis. Dinie werkte op kantoor bij wasserij Ten Hopen bij het zwembad Stijgoord. Daarnaast op nummer 32 woonde de familie Hofstee en dan is daar de Slootwijkersteeg, waar ik dagelijks door liep naar school, school II aan de Burgemeester Leenstraat. De bakkerij van Feenstra stond op de hoek, op de Nieuwstad. O, die verrukkelijke roomhoorntjes van Feenstra! Feenstra stookte de oven nog met takkenbossen, die achter de bakkerij lagen. De opslag van de takkenbossen had Feenstra bij Onderlangs, voorbij hotel Adbo
Alsof het er allemaal nog staat, zo loop ik mijmerend door en zie links de drogisterij van Ter Henne, de drogist droeg een lange witte jas. Helaas heeft Ter Henne zich van het leven beroofd. Men heeft hem gevonden in het Grote Veld achter Ruighenrode. Dan had je een kruidenierszaak van Ten Brinke en tussen Ten Brinke en Takken, kleding en textiel, was de motorzaak van Borsboom, dealer van Jawa motoren. Iets verder de fotozaak van Horst, naast de kapper.
Aan de rechterkant, waar ik op de brede stoep loop, langs de sinds 2020 verlaten apotheek, waren vroeger woonhuizen, dan kwam de elektriciteitszaak van Beltman, de gevel van de huidige naaimachinewinkel in dat pand ziet er onveranderd uit. Ernaast de fotowinkel van Horst, dan Hes, de juwelier waar ik op mijn 11de gaatjes in mijn oren geprikt kreeg. Heusinkveld, Koffie-, thee- en ijssalon, waar een vriendinnetje een handvol snoep greep uit de glazen schaal die op de hoge toonbank stond. Slim deed ze dat, precies op het moment dat mevrouw Heusinkveld zich had omgedraaid en de gang naar achteren in liep om het wittebrood te halen. Heusinkveld was beroemd om zijn saucijzenbroodjes. Rechts naast de zaak heeft hij een patatzaakje geopend. Patat in een puntzakje kostte een kwartje en de mayonaise was er in het prille begin voor niets bij. Voorbij Heusinkveld was Het Wapen Van Lochem, een hotel en zalencentrum waar gedanst werd en waar bruiloften werden gevierd. Dansschool Reerink is daar ooit begonnen volgens mij.
Dan garage Weekenstro op de hoek van de Emmastraat. Op de andere hoek Emmastraat-Nieuwstad was kledingzaak Eertink. Aan de overkant van de Nieuwstad zat Van de Kolk. Met naast de Stadhuissteeg een bank, iets van de weg af. Weer dichter op de straat zat Albert Heijn met het grote embleem Je Maintiendrai boven de voordeur. Gek genoeg zat de winkel van Zeijpveld, ook een kruidenier, daar recht tegenover. Naast Albert Heijn was een elektriciteitszaak Beltman en dan had je het pand van Piet en Toos Sandmann op de hoek van de gracht. Het was een stoffenzaak. Ik zie nog de platte balen die schuin naar voren staken uit de schappen aan de wanden. Op de andere hoek, Nieuwstad-Oosterbleek, was de zaak van Koeslag, ijzerwaren. Zij verkochten potten en pannen en kachels, maar het mooiste was de smederij net om de hoek waar paarden werden beslagen. Zo spannend, dat vuur, het sissen van het hete ijzer dat in water werd gekoeld om vervolgens onder het omhoog gehouden been van het paard geslagen te worden. Het paard stond vastgebonden tussen vier dikke palen.
Ik steek over waar links het leugenbankje stond waar altijd wel een paar mannen zaten. Dat moet ooit een brug zijn geweest naar de Smeepoort. Dan had je de schoenenwinkel van Swaters. En als ik voor de etalage stond, verliefd op een paar rode schoenen die wekenlang in de etalage prijkten, smolt ik zowat, want die schoenen waren onbereikbaar. Nu zit een café in het pand, (H2O).
Aan de overkant zie ik in gedachten de sportzaak van Bosman. Hij verkocht alles voor alle mogelijke sporten die in Lochem werden bedreven; mijn tennisracket en mijn hockeystick kwam uit zijn winkel, badmintonrackets met toebehoren. Vooral verkocht hij alles voor de hengelsport. Hij kende het visserslatijn en vertelde van de enorme vissen die hij had gevangen, hij kon zijn armen niet breed genoeg spreiden om aan te tonen hoe groot de vissen waren. Boven zijn hoofd hing een meterslange paling. Kwam je er voor vishaakjes, dan kon het zijn dat hij zei: ”Ja, ja, vishaakjes. Ja, op het ogenblik heb ik ze nog niet binnen, maar de wagon staat aan het station, hij moet alleen nog gelost worden. Kom overmorgen maar terug, dan zal hij wel gelost zijn.” Of hij had datzelfde verhaal maar dan was het een boot die al in de haven lag en alleen nog gelost moest worden. “Kom overmorgen maar terug.”
De torenklok sloeg tien uur, en al was het praktisch volle maan, het was donker, op de kerstverlichting na.
En aan de andere kant van het begin van de Zuiderwal kwam op een goed moment een winkel van Jamin, waar mevrouw Veer resideerde. Dat mag je zo wel zeggen, want zij was een pronte verschijning. Platte ijsjes verkocht ze, dunnere schijven ijs voor een dubbeltje en een kwartje voor een dikkere, waar aan de boven- en onderkant een plat wafeltje kleefde. Na het snoepgoed begon ze er een patatzaak. Heel vroeger was er een sigarenzaak, nu een Italiaans restaurant. Iets verderop was de sigarenzaak van Koller. In de etalage kon je de foto’s bekijken van de films die in de bioscoop (in de schouwburgzaal) gedraaid werden. Daarnaast heeft nog een winkel gezeten waar opgezette dieren in de etalage stonden.
De torenklok haalde me een beetje uit mijn mijmering, hoewel ik wel dacht aan de heer Lamé van de grote lampenzaak (nu de Hema) die ik eens bij het huwelijk van een Lochemse notabele, keurig in een grijze avondjapon, hoedje op, tasje aan de arm, naast de gasten op het bordes van het raadhuis zag staan. Lamé regisseerde ook toneellessen op scholen. Waar nu bakker Bart zit was de boekhandel Schepers. Ik denk daarbij aan donkerbruin. Boven de zaak woonde de boekhandelaar Bosch met zijn gezin. Zoals het hoort in de buurt van boeken, was mevrouw Bosch altijd goed gekleed! Daarnaast richting Achterstraat was drogisterij Spaan. Aan de overkant had je groentewinkel Lansink. Lansink reed met paard-en-wagen zijn fruit uit te venten. In het pand In den olden Keijzer was banketbakkerij Grootbod. Links, waar de nog steeds fraaie gevel van kapper IJsseldijk is, was een slagerij. Op de hoek van de markt kledingmagazijn Meilink. En aan de overkant met de blik op de markt. Hotel-restaurant Het Zwijnshoofd.
Maar dan sta ik al op de beestenmarkt. Er is niets meer de bekennen van de bijzondere bestrating, waar de koeien met hun konten naar elkaar stonden en in een lichtjes uitgeholde groep konden poepen. Als er beestenmarkt was, stonden voor café Scholten de varkenshandelaren met hun biggetjes, keuntjes, in grote korven. In het café werden de zaken van de veemarkt afgehandeld. Hun dikke beurzen zaten met een ketting aan hun kleding vast. Het zag er blauw van de (sigaren)rook.
Ik kijk om me heen en omhoog langs de muren van de kerk. Vroeger stonden er struiken aan de onderkant. Het stonk bij die bosjes. Geen wonder, de kooplui gebruikten niet alleen het pissoir achter de kerk, maar ook de muur achter de struiken.
Ach, daar tussen Scholten en het Stadhuis stond bij feestelijke gelegenheden de grote muziektent. Olga Lowina heeft daar nog staan jodelen. Ter gelegenheid van wat?
Het zal op een Koninginnedag zijn geweest. Op het bordes voor het gemeentehuis stond de burgemeester met zijn glinsterende ambtsketen de aubade van alle schoolkinderen in ontvangst te nemen. We hadden allemaal een rood-wit-blauw vlaggetje gekregen waarmee we zwaaiden terwijl we vaderlandse liederen zongen. Tegen de hardstenen treden kun je nog de roestige metalen oogjes zien voor de roeden waarmee de rode loper werd bevestigd.
Waar denk ik toch allemaal aan. De muziektent op de Markt, de beestenmarkt, de De schouwburg, de grachten, Advendo, die soms al musicerend door de straten liep, het Openluchttheater, de hobbyclub in het zaaltje naast de synagoge. De kermis met de tent waar je met een echte beer kon boksen. De beer had wel een muilkorf om. De steile wand met Indian motoren die door stoere mannen in het rond langs de houden wand scheurden. Zo veel om te denken. Mijn hoofd zit vol, alsof een hele serie films naast elkaar en over elkaar wordt afgedraaid.
Terug naar huis. Maar in de Kastanjelaan hoor ik toch nog de krakende stem van mevrouw Heilbron bij wie ik papier en potloden kocht. Ik had toen geen idee wat ze had meegemaakt in de oorlog. Ik vond het prettig om de geur op te snuiven van de papieren en schriften. Haar zoon Louis, zat op de hbs bij mij in de klas. Tegenover de oude katholieke kerk die er nog stond, heb ik nog pianoles gehad bij meneer Helmink, de organist van die kerk. Naast Helmink heeft nog een cafetaria gezeten waar flipperkasten stonden
In de huizen branden de kerstboomlichtjes. In de vensterbanken liggen de lichtslingers, er is geen mens op straat. Hotel Hof van Gelre – de ‘t is eraf – is niet verlicht, het is immers lockdown. Ja, coronatijd, maar overmorgen is het 2021 en dat gaan we in stilte wel vieren, want het kan alleen maar beter worden.
Daar zie ik mijn eigen verlichting al. Dat is goed: thuis. De wandeling heeft veel naar boven gebracht en ik voel me ontroerd, het waren immers beelden van meer dan zestig jaar geleden
Zondag 1 januari 2021