Afd. Ampsen/Exel, graf 44
Militair, logementhouder, kastelein, bierhandelaar, badmeester, dansleraar, aanspreker, lijkbezorger en verzekeringsagent.
Een kleurrijk Lochems figuur rond het begin van de twintigste eeuw. Een persoon die een aardig aantal beroepen heeft uitgeoefend, deels naast elkaar.
Albert Kamphuis (1857-1933) kwam uit Leeuwarden, waar hij rond 1876 Tietje Scheen leerde kennen. Haar broer Jan Hendrik Scheen werkte toen al in Lochem, eerst als apotheker en later boekhandelaar en drukker. Albert en Tietje trouwden in 1880 en verhuisden in 1885 naar Lochem, waar Albert, waarschijnlijk door toedoen van zijn zwager Jan Hendrik Scheen, een baan als kastelein bij sociëteit De Harmonie had gekregen. Later begon Albert een eigen bottelarij en bierhandel. Weer wat later werd hij badmeester van het zwembad in de Berkel achter de molen van Reudink. Maar Albert liet het daar niet bij. Hij was in de loop der jaren ook nog dansleraar, aanspreker, lijkbezorger en verzekeringsagent. Het echtpaar kreeg zeven kinderen, waarvan er vijf jong stierven. Moeder Tietje stierf in 1918 en vader Albert in 1933.
Het graf van de familie Kamphuis ligt op het gedeelte van de begraafplaats dat officieel bestemd was voor de inwoners van de oude gemeente Laren. En zij zijn niet de enige Lochemers die in het Larense deel liggen.
Op het graf, omgeven door een ijzeren hekwerk, staat enigszins in een hoek een grafsteen. Wat erop staat, is zo niet meer te lezen. Pas na het natmaken van de steen werd het opschrift duidelijk: “Hier rust onze lieveling Grietje Kamphuis”. Verder niets, terwijl er meer familieleden op deze plek ter aarde zijn besteld, namelijk Clasina Petronella (6 weken oud) en ook vader Albert Kamphuis (75 jaar) zelf en moeder Tietje Kamphuis-Scheen (61 jaar).