Afd. B. Graf 098-099
Een grafsteen van de zussen A.E. en M.E. van der Plaats en van L. Snijders. Wat hebben zij met elkaar en met Lochem te maken?
De zussen Margaretha Elisabeth en Anna Elisabeth van der Plaats werden geboren in Groningen in respectievelijk 1858 en 1864. Vader Haeble van der Plaats was in 1857 met Pieternella Bosveld getrouwd. Hij nam hetzelfde jaar nog de Patent-oliefabriek en kruidenierswarenzaak van zijn schoonvader H.K. Bosveld over. Elf jaar later in 1868 werd Haeble van der Plaats in Groningen door de Rechter-commissaris failliet verklaard. In 1871 overleed moeder Pieternella Bosveld, slechts 42 jaar oud in Groningen, mogelijk in het ziekenhuis. In augustus 1871 verhuisde vader Haeble naar Emmen, waar hij ingeschreven stond als ‘brievengaarder’. Hij had zo te zien financieel behoorlijk moeten inleveren. Zijn beide dochters kwamen op 23-3-1872 bij hem wonen. Anna vertrok op 26-3-1872 naar Roermond (daar staat ze vermeld zonder beroep). Daarop vertrokken vader en Margaretha ook uit Emmen. Vader ging op 31-8-1872 naar Rauwerderhem en Margaretha naar Peize. Vader Haeble liet zich in november 1873 inschrijven in Havelte, bij landbouwer Albert Struik en zijn gezin. Een algehele neergang?
In Peize kwam Margaretha in huis bij tante Dirkje, een zus van haar vader. Zij was op latere leeftijd getrouwd met weduwnaar Jan Gerard Martinus Timmerman, oud legerofficier, en op dit moment burgemeester van Peize. In mei 1882 ging Margaretha met hen mee naar Hees bij Nijmegen, waarheen het echtpaar toen verhuisde. Jan Timmerman staat in het Nijmeegse bevolkingsregister ingeschreven zonder beroep. Margaretha zelf staat vermeld als onderwijzeres.
De beide zusters hebben in Groningen een opleiding voor onderwijzeres gevolgd. Margaretha slaagde in 1877 voor de akte van hulponderwijzeres (later de lagere onderwijsakte genoemd) en in 1881 voor de akte van hoofdonderwijzeres. In datzelfde jaar 1881 deed ze M.O.-A examen voor Frans (met als vermelde verblijfplaats Hees). In 1882 werd ze benoemd tot lerares aan de kweekschool voor onderwijzeressen in Arnhem. In 1885 slaagde ze voor M.O.-B Frans (weer met als verblijfplaats Hees). In 1886 daarop werd ze benoemd tot hoofd van de openbare meisjesschool in Enschede, waar ze tot 1913 bleef werken. Toen kreeg ze eervol ontslag wegens opheffing van de school.
Anna slaagde in 1884 voor de akte van onderwijzeres, ook in Groningen net als haar zuster. Hetzelfde jaar ging ze werken in Laag-Soeren. In 1887 werd ze benoemd aan de dorpsschool in Haaksbergen. Was dat bewust om in de buurt van haar zuster te zijn, die sinds 1886 in Enschede woonde en werkte? Het kan ook toeval zijn geweest, want in 1889 nam ze een baan aan in Nieuwleusen. Ze deed in 1891 nog wel een poging benoemd te worden in Ambt Almelo, maar dat ging blijkbaar niet door. In 1893 behaalde ze de L.O. akte voor Frans. In 1894 werd ze tot onderwijzeres benoemd in Lonneker bij Enschede, waar ze tot 1913 bleef werken. Ze kreeg toen eervol ontslag wegens omstandigheden betreffende haar gezondheid.
Volgens het Enschedese bevolkingsregister hebben de beide zussen twee keer een periode samengewoond in die gemeente, waar en wanneer is niet in te zien.
Margaretha ging in 1914 in Apeldoorn wonen in een pension aan de Mariannalaan (nr. 6). Ze kwam uit Enschede. Anna kwam daar in 1916 kwam Anna ook naartoe, vanuit Groningen. In januari 1917 vertrokken beiden naar Arnhem om in juli 1918 weer naar Apeldoorn terug te keren. Nu vestigden ze zich er blijvend. Ze hadden een huis gekocht aan de Loseweg (nr. 11). Margaretha was inmiddels 60 jaar en Anna 54. Waarschijnlijk was Margaretha de gezondste van de twee.
Tegenover de dames aan de Loseweg woonde de familie Bosch Bruist – Steenbeek met twee van hun drie dochters. Vader Jan Bosch Bruist was veertig jaar burgemeester geweest in Nieuwleusen en was na zijn pensioen met zijn gezin naar Apeldoorn gegaan. Jan Bosch Bruist overleed in 1927 op 80-jarige leeftijd aan de Loseweg. Waarschijnlijk hadden het gezin van Bosch Bruist veel en goed contact met de dames aan de overkant. Mogelijk heeft daarbij een rol gespeeld, dat Anna van 1889 tot 1894 onderwijzeres in Nieuwleusen was geweest. Anders is immers niet te verklaren dat bij het overlijden van Margaretha in 1943 (Anna was in 1936 overleden) de rouwadvertentie werd geplaatst door de drie zussen Bosch Bruist voor hun 'beste tante'. Ongetwijfeld zorgden de zussen Bosch Bruist ook voor de begrafenis in Lochem. In de advertentie hiernaast is te lezen, dat twee van de drie zusters Bosch Bruist toen al getrouwd waren, maar de laatste Mien (Wilhelmina) nog niet. Zoals hieronder te lezen is, zou dat pas een jaar later gebeuren.
Met dat alles is nog niet verklaard waar die relatie met Lochem ontstond en wie L. Snijders was die op dezelfde grafsteen is vermeld. Het eerste zal ook niet lukken, maar het tweede is snel opgelost. Lambertus Snijders werd in 1882 geboren in Schiedam en werd schipper op de binnenvaart. Hij trouwde in 1909; zijn vrouw overleed in 1944. Waarschijnlijk ontmoette hij rond die tijd Wilhelmina Luberta Bosch Bruist die wijkverpleegster in Arnhem was. Ondanks een leeftijdsverschil van zo'n elf jaar traden zij in het huwelijk. En toen Lambertus in 1963 overleed besloot Wilhelmina haar man toe te voegen aan het graf en de grafsteen van de dames van der Plaats in Lochem.
Er is nu een stuk meer duidelijkheid over de drie personen die hier begraven liggen, maar hun keuze voor een grafplek in Lochem blijft een raadsel.