In en rond Lochem werden vanaf de late negentiende eeuw veel villa’s en landhuizen gebouwd. Meestal gebeurde dat naar ontwerp van plaatselijke architecten en bouwondernemers, maar in enkele gevallen zijn er ook landelijk bekende ontwerpers ingeschakeld, vaak op initiatief van de van elders afkomstige opdrachtgevers, die zich in Lochem kwamen vestigen.
In 1906 gaf de Hilversumse gemeenteontvanger Rudolph Ledeboer de opdracht aan architect Johan Wilhelm Hanrath (1867- 1932) voor het ontwerpen van een landhuisje aan de Barchemseweg, toen nog een nauwelijks bebouwde landweg met hier en daar een boerenwoning. Het huis was bestemd voor zijn dochter Catharina Elisabeth Ledeboer, die in 1905 in Lochem in het huwelijk was getreden met de emeritus-predikant Jelle Sippes Pekema (1863-1910). Die had zich in oktober 1904 in Lochem gevestigd, nadat hij wegens “voortdurende ongesteldheid” zijn functie als doopsgezind predikant had neergelegd. Hij was predikant geweest in Irnsum, De Rijp en Hilversum-Huizen. Catharina was zijn tweede vrouw, na een ontbonden huwelijk met Henriette Koopman.
In 1905, ruim voordat het gezin de woning aan de Barchemseweg zou betrekken, werd een eerste zoon van het echtpaar in Lochem geboren, Rudolph Charles. Een tweede zoon volgde in 1908, Marius Jan, maar toen was de familie vermoedelijk al weer vertrokken uit Lochem en gevestigd in Rijswijk. De predikant overleed in Hilversum in 1910, op 47-jarige leeftijd.
Landhuis Pekema
In het Hanrath-archief wordt het ontwerp van de Lochemse woning vermeld als “landhuis Pekema”. Johan Wilhelm Hanrath, in 1867 in Amsterdam geboren en sinds 1893 als architect gevestigd in Hilversum, kreeg grote bekendheid door zijn ontwerpen voor imposante villa’s, landhuizen en schoolgebouwen. Zijn klantenkring bestond voor een belangrijk deel uit welgestelden, die in de nieuwe villaparken en buitens van het Gooi, maar ook in andere delen van Nederland representatieve huizen lieten bouwen. In de buurt van Lochem ontwierp hij in 1915 het indrukwekkende landhuis ’t Waliën aan de Lochemseweg bij Warnsveld, voor mevr. J.P.C. van Doorninck-barones Van Reede tot der Aa. Het oudere landhuisje in Lochem, opgeleverd in 1906, is een goed voorbeeld van wat in de architectuurgeschiedenis de “nieuwhistoriserende stijl” wordt genoemd. Deze stroming uit de vroege twintigste eeuw vermengt kenmerken van de traditionele landelijke bouwkunst en de klassieke sobere baksteenarchitectuur van de achttiende eeuw met de moderne inzichten van de rond 1900 invloedrijke Engelse en Duitse landhuisarchitectuur. Dat resulteerde in comfortabele, geriefelijke en representatieve gebouwen, die erg geliefd waren bij de rijkere opdrachtgevers. Karakteristiek in het ontwerp van ’t Sonnehuijs zijn het aan de boerderijbouw ontleende zogenaamde afgewolfde dak (grote zijdakvlakken en een kort dakschild boven de voorgevel), gedekt met ambachtelijke rode oud-Hollandse pannen en de in zeer fraai metselwerk uitgevoerde gevels. De voorgevel is op klassieke wijze symmetrisch ingedeeld. De vensters hebben ramen met kleine ruitjes en de ingang in de voorgevel heeft boven de deur een bovenlicht met bijzondere roedenverdeling.
Een bijzonder element zijn de houten serres, die onder diep afgestoken dakschilden schuilgaan. Eén van de serres is door architect G.J. Postel in 1936 naar achteren uitgebreid. Het huis is een verkleinde versie van enkele grote landhuizen, die Hanrath rond 1905 in Hilversum ontwierp, zoals zijn eigen woning D’Olijftak uit 1904. De boerderijachtige uitstraling van ’t Sonnehuys paste uitstekend bij de landelijke omgeving van de Barchemseweg. Het was hier in 1906 één van de eerst gerealiseerde landhuizen en werd toen nog omgeven door uitgestrekte golvende korenvelden en weiden.
Een invloedrijk ontwerp
Architect Postel (1887-1945), die vanaf 1909 zijn eerste woningontwerpen maakte, was vermoedelijk erg gecharmeerd van ’t Sonnehuys. Hanraths schepping was één van de eerste voorbeelden van de toen moderne landhuisarchitectuur in Lochem en dus een interessant studieobject voor de jonge architect. Het dubbele woonhuis Frankenlaan 5-7 uit 1911 is er sterk door beïnvloed. Hier paste Postel een vergelijkbare opzet toe in de vorm van het met rode pannen gedekte “boerderijdak” en ook hier sluiten onder de dakschilden houten serres en betimmerde gevels aan. De huizen Wilhelminalaan 30 (1911-1912), Barchemseweg 52 (1912), beide buurpanden van ’t Sonnehuys, en Postels eigen woning ‘In den Olifant” aan de Nieuweweg 34 (1912) zijn eveneens verwant aan Hanraths ontwerp. Dat is te zien aan de overeenkomende dakvormen, het materiaalgebruik en de detaillering van vensters en gevels.
’t Sonnehuys staat op de gemeentelijke monumentenlijst van Lochem. Dit artikel is een bewerking en uitbreiding van de tekst over ’t Sonnehuys, opgenomen in de in september 2012 verschenen Monumentengids Lochem.
Bronnen:
- De Gooi- en Eemlander, 16 juli 1904.
- Bouwarchief gemeente Lochem.
- Documentatie G.J. Postel, collectie auteur.
- M. van Aalst, “Hanraths gebouwen in Hilversum”, in: Hilversums Historisch Tijdschrift-EP, 2006-3 (collectie C.J. Zantvoort-Hanrath).
- A. Koenders, Hilversum. Architectuur en stedenbouw 1850-1940, Zwolle-Hilversum, 2001.
- J.H.W. Leliman en K. Sluyterman, Het moderne landhuis in Nederland, ’s-Gravenhage 1917, p. 68-69.