In ons archief bevindt zich het militaire zakboekje van Willem Vrend uit Laren. Hij was in 1837 als loteling onder de wapenen geroepen. In mei 1838 moest hij opkomen. Eerst bij de fuseliers; daarna werd hij overgeplaatst naar de grenadiers.
Willem Vrend
Willem werd op 21 december 1818 geboren in Nettelhorst, gemeente Laren, op nr. 21. Hij was de zoon van landbouwer Hendrik Vrend en zijn vrouw Jenneken Hasselman. Willem was waarschijnlijk vernoemd naar de eerste vrouw van vader Hendrik, die Willemken Roekevis heette. Willems zus Derksken was vijf jaar jonger. Vader Hendrik overleed in 1826. Jenneken bleef met twee kinderen achter op boerderij Waltakke. Een jaar later hertrouwde ze met Lammert Winkel. Willem was toen 8 en Derksken 4 jaar. De beide kinderen kregen in 1829 een stiefbroertje met de naam Hendrik. De drie groeiden gezamenlijk op de boerderij in Nettelhorst op. Ze zullen alle drie al gauw in het leven op de boerderij hun taak of taken hebben gekregen.
Willem werd in 1837 opgeroepen voor de loting voor de conscriptie 1). Hem trof, zoals vele andere jongemannen in die tijd, het lot in dienst te moeten treden. Wat hij er van vond, weten we niet. Enkel zijn militaire zakboekje (en een wat onduidelijke foto van Willem en zijn zus op oudere leeftijd) is ons overgeleverd.
Wanneer Willem precies op moest komen, is onduidelijk. Per 1 mei 1837 werd hij ingedeeld bij de 5e afdeling van de infanterie. Per 26 mei 1838 werd hij ingedeeld bij de afdeling der grenadiers 2). Zoals in voetnoot 2 te lezen is, hield indeling bij de grenadiers in, dat hij was uitgekozen om wacht te gaan lopen ‘daar waar de koning zich bevindt’. In zijn zakboekje is dan ook te zien, dat hij in de omgeving van Den Haag gelegerd was, waarschijnlijk in de Oranjekarzerne aldaar.
Het zakboekje heeft als laatste datering 29 oktober 1841 met als toevoeging de vermelding ‘Met onbepaald verlof’.
Na zijn diensttijd
Na zijn diensttijd ging Willem weer naar huis, naar boerderij Waltakke in Nettelhorst. Hier woonde en werkte hij tot 1846. Toen ging hij een paar jaar aan het werk bij landbouwer Gerrit Bouwhuis (op Nettelhorst nr. 7). Maar in 1867 ging hij weer naar boerderij Waltakke terug, waar zijn moeder, stiefvader, zusje en stiefbroertje woonden. Derksken, zijn zus, was in 1862 vertrokken naar Klein Dochteren onder Lochem. Daar trouwde ze met Albert Jan Sigger, die op boerderij Nijenhuis boerde. Het echtpaar kreeg geen kinderen. Toen Albert Jan in 1881 stierf, stond Derksken er alleen voor. Maar een paar maand later kwam Willem bij haar wonen. Hij was toen al 63 jaar. Dat was in die tijd al best oud. Derksken bedacht voor de toekomst van haar en haar broer een andere oplossing. Zij verhuurde de boerderij aan haar stiefbroer Hendrik, die toen nog op de Waltakke in Nettelhorst boerde. Hij hoefde echter geen huur te betalen op voorwaarde, dat hij haar en haar broer Willem tot hun levenseinde zou verzorgen. Daarna was de boerderij voor hem. Willem was de eerste die overleed en wel in 1887. Derksken hield het nog vol tot 1898 (75 jaar oud).
Willem is nooit getrouwd. Zijn stiefbroer Hendrik wel. Hij trouwde met Megcheldina Hasselman.
In het zakboekje bevindt zich ook nog een nogal wazige foto, waarop waarschijnlijk Willem en Derksken Vrend op te zien zijn op hun oude dag op boerderij Nijenhuis in Klein Dochteren.
1) In Nederland werd de militaire dienstplicht, toentertijd "conscriptie" genaamd, in 1810 ingevoerd na inlijving van het Koninkrijk Holland in het Franse Keizerrijk. Iedere man van 20 jaar of ouder moest zich inschrijven. Door middel van loting werd bepaald wie dienst moest nemen (de loteling) in het Franse leger. Het systeem werd na de verdrijving van de Fransen en de stichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in stand gehouden, de zogenaamde Nationale Militie. Tot 1898 kon iemand die ingeloot was echter een vervanger (remplaçant) inhuren. Na 1898 gold de persoonlijke dienstplicht. Later gold de militaire dienstplicht voor alle mannen vanaf 18 jaar. Uitstel, bijvoorbeeld vanwege studie, was mogelijk. Gewetensbezwaarden, mensen die principieel tegen het leger zijn, konden een vervangende dienstplicht vervullen in een andere sector.
2) Het Garderegiment Grenadiers en Jagers is opgericht in 1829 en daarna vaak gewijzigd. Koninklijk Besluit nr. 104 van 7 juli 1829 beval “de oprichting van een afdeling (= 3 bataljons) Grenadiers en twee bataljons Jagers”. Zij moeten “onder het oog des Konings” dienstdoen, wat inhoudt dat ze worden gelegerd waar de Koning regeert. Zo vingen ze in Brussel in augustus 1830 de eerste klap van de Belgische opstand op, beveiligden ze Den Haag in 1914-1918 en verdedigden ze Den Haag in mei 1940.