Overslaan en naar de inhoud gaan

Maurits Albrecht Gooszen

Broodtekst

Afd. A, graf 129

Dit graf valt op doordat het bestaat uit een viertal zerken bijeen, omgeven door een hek; als ware het een familiebijeenkomst.

Graf Gooszen

En dat is het eigenlijk ook. Niet alleen vader Maurits Albrecht Gooszen (1837-1916) en moeder Elisabeth Catharina Aalbers (1843- 1926) liggen er begraven, maar ook een viertal van hun dochters. Het gezin had in totaal negen kinderen.

Maurits Albrecht Gooszen was de zoon van een predikant, geboren in Eibergen. Ook zijn moeder kwam uit een predikantenfamilie. Reeds op jonge leeftijd maakte hij kennis met de 6 jaar jongere Elisabeth Catharina Aalbers, die regelmatig bij haar grootouders in Eibergen kwam logeren. Vaak zorgde hij voor haar en hield haar gezelschap. De band, toen ontstaan, leidde uiteindelijk tot hun huwelijk in 1862. Maurits Albrecht was toen al predikant.

Hij was op 19-jarige leeftijd naar Groningen getrokken om daar theologie te gaan studeren. Eind 1860 was hij klaar met zijn studie en moest hij proberen ergens een plaats te verwerven als predikant. Dat lukte hem in november 1861 in Wilnis. Hier trouwde hij, maar hij bleef er niet lang. In 1865 vertrok hij met zijn gezin naar Dwingelo. Twee jaar later naar Emmen. En twee jaar later van daar weer naar Veendam. Daar bleef hij een jaar langer in functie. In 1872 vertrok het gezin naar Schiedam. Hier bleef hij tot 1878. Toen werd hem een aanstelling als hoogleraar in de godgeleerdheid in Leiden aangeboden, om onderwijs te geven in dogmatiek, kerkrecht en de zendingsgeschiedenis. In 1890 werd Gooszen tot doctor honoris causa gepromoveerd door de theologische faculteit van Leiden.

Ondertussen had hij als preadviserend lid een aantal jaren zitting in de Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. In 1897 werd Gooszen aangewezen door de Synode tot het vaststellen van de oorspronkelijke teksten van de Heidelbergse Catechismus en van de geschriften die achter de psalmboeken gedrukt werden. In 1907 heeft Gooszen zijn ambt als kerkelijk hoogleraar vaarwel moeten zeggen, omdat hij de 70-jarige leeftijd had bereikt. Hij vestigde zich in Lochem (Nieuweweg 16), waar hij nog lang werkte voor de Kerkelijke Courant en aan zijn dogmahistorische studiën. Op het laatst van 1915 gingen zijn krachten steeds verder achteruit. In januari 1916 overleed hij, oud 78 jaar. Zijn vrouw overleefde hem nog tien jaar. De geboorteplaatsen van zijn kinderen geven een beeld van zijn standplaatsen: Johanna Magtilda 1863 Wilnis, Antonij Jan 1864 Wilnis, Anna Barendina Gezina 1866 Dwingelo, Anna Aleida Gerharda 1867 Emmen, Willem Barend 1868 Emmen (†1869), Willem Barend 1869 Emmen (†1870), Gerharda Aleida 1871 Veendam, Elisabeth Catharina 1873 Schiedam en Harmanus Christiaan 1875 Schiedam.