Overslaan en naar de inhoud gaan

Lochem tweemaal bezet door de Bisschop van Münster 1665 1672

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Broodtekst

Met de vrede van Münster in 1648 hadden de Europese Staten weliswaar de strijdbijl begraven en de kaart opnieuw ingekleurd, maar tal van oude tegenstellingen waren niet zomaar verdwenen. En de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was dan wel als zelfstandige staat erkend, ze zorgde met haar groeiende welvaart voor afgunstige gevoelens bij de grote mogendheden.

Op zee raakte de Republiek verwikkeld in twee Engelse oorlogen. De Fransen bleven in 1665 nog aan de kant van de Republiek staan, maar in 1672 niet meer. Op het land werd de Republiek bedreigd door het bisdom Münster onder Bernhard van Galen, de directe buurman van de Graafschap. De bisschop maakte aanspraak op gebieden in Gelre, waaronder Borculo. Hij beschikte ook, als vorst van Münster, over een eigen leger. En tot tweemaal toe trokt hij daarmee op naar Lochem.

De eerste bezetting 1665
In 1650 wordt Christoffel Bernhard van Galen, een edelman uit een oud Münsters geslacht, tot bisschop gewijd en tot vorst gekroond over het bisdom Münster. Hij oefent zowel het geestelijke als het wereldlijke gezag uit over zijn gebied. Hij zoekt een argument om de Nederlanden de oorlog te verklaren. Dat doet hij op 19 september 1665, omdat de Staten zich, volgens hem, in een rechtsgeding in Oost-Friesland zouden hebben gemengd, 't welk alleen het Duitse Rijk betrof' , terwijl diezelfde Nederlanden niet willen voldoen aan zijn eis om Borculo terug te geven. In tegendeel, Borculo komt, volgens een uitspraak van het Hof van Gelre toe aan graaf Joost van Limburg Stirum als de juiste erfopvolger. Daartegenover eist de graaf zelf een schadevergoeding van de bisschop, omdat een boete, naar aanleiding van de rechtszaak in 1616, nog steeds niet is voldaan.

Met een leger van 18000 man overmeestert hij niet alleen Lochem maar ook Eibergen, Borculo, Vorden, kasteel Keppel, kasteel de Wildenborch, Doetinchem, Enschede en Ommen. Historicus Luc Panhuysen komt dan ook tot de conclusie dat de bisschop de geur van kruit liever had dan die van wierook. Eerder een ruziezoeker dan een vredestichter Het plan van de bisschop is om, na verovering van enkele kastelen en steden in de Graafschap, de IJssel bij Zutphen over te steken, het land te brandschatten en zo de Republiek veel geld af te persen. Want aan Hollanders heeft hij een gruwelijke hekel. Dat begon al tijdens zijn voorganger, toen Diederik van Dorth namens de Staten van Zutphen de stad Borculo, in 1616, op de bisschop van Münster veroverde. En dat is nog verergerd door de vele spotprenten die van hem in de Nederlanden verspreid worden. Dat is in de Republiek een veel gebruikt middel om personen of situaties aan de kaak te stellen. Draai de prent 180 graden en je ziet wat de tekenaar heeft bedoeld. Zo wordt de bisschop een zwijn.

De bisschop zit echter met een dilemma. Hij heeft geen geld en Borculo krijgt hij niet terug. Maar er komt hulp voor de bisschop. In 1665 verklaart de Engelse koning de Republiek de oorlog. Die zal als de Tweede Engelse Oorlog de geschiedenis ingaan. Van Galen wil graag meedoen, als Engeland maar betaalt. Die financiële hulp krijgt hij doordat de Engelse koning de kosten van zijn 18.000 huursoldaten aan de bisschop vergoedt. Nu kan de bisschop ook meedoen om de republiek een lesje te leren. Maar door de combinatie van een vroeg invallende winter en veel regen, moet hij zijn plannen bijstellen. Hij richt daarom zijn pijlen op een gebied dichter bij huis, namelijk het Oosten en het Noorden van de Republiek, te beginnen met Eibergen, Borculo en Lochem.

Lochem niet voorbereid
De Walderpoort is totaal vervallen. Met man en macht wordt, naar aanleiding van de meldingen van een verspieder over veel soldaten rond Münster die de Graafschapse kant opkomen, de poort met gebrekkige middelen enigszins hersteld. Maar men heeft geen kruit en lood en de trommel die gebruikt moet worden om soldaten bevelen te geven, is kapot. Op 27 juli 1665 wordt een burger naar Zutphen gezonden om kruit en lood voor de stad te kopen en de trommel te laten repareren bij de trommelslager. Totale kosten 14 gulden en 8 stuivers.

Op 4 september 1665 volgt de oorlogsverklaring aan Holland door de bisschop van Münster. Op 5 september staat hij voor Eibergen. Op 17 september voor Borculo. En op 20 september voor Lochem. Zijn overmacht is te groot en de Lochemse muren zijn nog steeds in slechte staat Om een totale verwoesting te voorkomen, laat het gemeentebestuur de bisschop met zijn soldaten binnen. De Lochemse kerkenraad concludeert:
'Alsoo in ’t Jaer 1665 midden in september door inval der Münsterse volkeren dese stad en gemeente jammerlijk verwoest, de suivere godsdienst door ’t plegen van paepse gruwelen verstout, het ordinair kerkboek met de acten van 1608 af tot aan voornoemde tijd met namen van vaders en getuigen van gedoopte kinderen, namens lidmaten, van getrouwde personen, uit de garfkamer (vergaderkamer van de kerkeraad) weggeroofd'.

Bevrijding, weer door een Nassau
Maar er komt hulp. De bisschop bezet wel Twente en is tot Winschoten doorgedrongen, maar een Nederlands leger onder leiding van Johan Maurits van Nassau–Siegen, gesteund, soms gehinderd, door een slecht uitgerust en plunderend Frans leger, drijft de Münstersen terug. Dat gaat helaas niet van een leien dakje. Kasteel Vorden wordt door Johan Maurits gebruikt als hoofdkwartier. De wegen tussen Vorden en Lochem zijn praktisch onbegaanbaar en drassig, met dunne laagjes ijs op de moerassige ondergrond, zodat zijn troepen via Ruurlo naar Lochem moeten. Een tocht van twee dagen in plaats van twee uur, met als medestrijders de onwillige Fransen die het gebied ten oosten van de IJssel niet alleen als volstrekt nutteloos beschouwen, maar ook geen enkele lust hebben om in de winter oorlog te gaan voeren in zo’n waardeloos gebied, tijdens zo’n verschrikkelijke winter.

Begin december 1665 verschijnt Johan Maurits dan toch voor Lochem om de stad te bevrijden. ’s Avonds bivakkeren ook Franse cavaleristen in het zicht van de stad. Er worden loopgraven gedolven en de Münsterse commandant begrijpt dat de stad met de verwaarloosde verdedigingswerken door zijn kleine troepenmacht niet te houden is. Hoewel de Lochemse verdedigingswerken, volgens de Franse commandant Pradel, niet meer dan een hoop aarde lijken, met daarachter een gracht en een garnizoen, wordt er toch vier dagen over en weer geschoten. Op die vierde dag geeft Von Elverfeld, de Münsterse commandant, de stad over. Zijn troepen mogen 'met krijgseer' terugtrekken. Ze tellen, met de gewonden mee, 400 man, waaronder 60 ruiters.

Het lukt Johan Maurits de Franse 'medestrijders', ondanks hun grote ontevredenheid, in bedwang te houden. De Münstersen kunnen ongehinderd en met vrijgeleide langs Borculo, waarvan de hele omgeving onder water staat, naar Vrede trekken. Trouwens ook geldgebrek speelt een rol, want de Engelsen hebben de bisschop dan wel financiële steun toegezegd, maar zijn die belofte maar ten dele nagekomen. Op 5 december is er een feestje op het Lochemse stadhuis, waarbij 'de commandant met de magistraat verteert 24 stuivers'. Er is veel vernield, door beide partijen; de wal wordt een beetje hersteld en de poorten weer in orde gemaakt: slotenmaker Jan Veldink repareert 4 sloten aan de poorten: kosten: 15 stuiver.

Op 18 april 1666 wordt in Kleef met de bisschop vrede gesloten. Lochem is daarbij een van de stemhebbende steden. Holland eist dat Van Galen van zijn aanspraken op de heerlijkheid Borculo afziet en zijn troepen terugtrekt uit het graafschap Zutphen. Hieronymus van Beverningh, thesaurier-generaal van de Republiek, weet te bewerkstelligen dat de bisschop toezegt voortaan zijn leger te beperken tot 3.000 man.

1672: Ook een rampjaar voor Lochem
Op 10 januari 1672 zijn er opnieuw geruchten over oorlog. De 'Circulatie van de Raden des Furstendoms Gelre ende Graeffschaps Zutphen', is binnengekomen, met bericht, dat 'Hoogmogende Heeren Staten Generaal, gezien de zware geruchten van Oorlog, ordonneren Syne Goddelycke Majesteit te bidden en te smeeken de staat te willen houden in zijn genadigde Vaderlycke Voorsorghe en daarom een Vast- en Bededagh te houden ter gwoonlijcken plaats op de 10de Januari met verbod van enigerlei nering, tappen of hanteringe te plegen'.
Helaas, de 'Bededagh' heeft geen effect, want begin april verklaren Engeland en nu ook Frankrijk de Republiek de oorlog. De vorige keer had Frankrijk de Nederlanden geholpen, nu is het de vijand. Ze trekken op voor hun eigen 'Guerre de Hollande'.

De bisschop van Münster wil ook weer meedoen, want hij vindt dat de nederlaag van 1665 gewroken moet worden. Na toezeggingen van Lodewijk XIV dat hij de vrije hand heeft in het plunderen en dat Borculo weer in zijn bezit zal komen, besluit hij ook daadwerkelijk mee te doen. Hij versterkt zijn leger, ondanks de belofte uit 1665 om het te beperken tot 3.000 man. Als vierde in het verbond, sluit de bisschop-keurvorst van Keulen, Maximiliaan Hendrik van Beieren, zich bij de Fransen aan. Dat is gunstig voor de Fransen, want nu kan Lodewijck XIV over bevriende grond naar de Nederlanden en hoeft hij niet door de Spaanse (zuidelijke) Nederlanden.

Op 1 juni verschijnt de bisschop van Münster voor Grol. Ondanks al weer ver doorgevoerde versterkingen, kunnen de Münstersen toch op 10 juni de stad vrijelijk binnen trekken. De voornamelijk Rooms-Katholieke burgerij heeft met geweld de commandant de sleutels afgenomen en de poorten geopend. De bezetting, 600 man, moet de stad verlaten, maar 40 wagens met voorraad worden door de Münstersen naar Drenthe en Groningen gestuurd voor hun eigen troepen die Coevorden en Groningen gaan belegeren. Eibergen en Borculo worden zonder moeite door de bisschop bezet en men rukt op naar Lochem en Deventer.

Het bisschoppelijk leger trekt opnieuw door Lochem 15 juli 1672
Langs het tolhuis aan de Lebbenbrugge, via de Maandagsdijk, sjokt in juni 1672, een urenlange stoet, bestaande uit 27 regimenten infanterie, 17 cavalerieregimenten, 9 eskadrons huzaren, en 2 dragonderregimenten, in de richting van Lochem. Het geschut van de bisschop wordt gevreesd, 25 halve kartouwen, 30 kwartkartouwen, 60 mortieren en een groot aantal houwitsers. Met elkaar heb je dan ongeveer 30.000 voetsoldaten, 3.500 ruiters, allemaal geoefende manschappen en ruim 150 stukken geschut. Een gigantisch leger voor die tijd. En de bisschop betaalt goed, dus krijgt hij ook nog eens de beste krijgslieden. Boeren in Barchem en Zwiep vluchten met hun vrouwen en kinderen, hun vee en hun goed voor het leger uit en zoeken in het Grote Veld een schuilplaats, of ze melden zich in Lochem aan de Smeepoort, om in de 'veilige' stad toegelaten te worden. Als men van de Oosterwal af, waar nu het kanonnetje staat, ziet dat de eerste troepen de Kieszak, de noordwestelijke voet van de Lochemse berg, naderen, begrijpen magistraat en commandant dat verdediging van de stad een onmogelijke zaak is. Daar denken veel burgers van de stad ook zo over, want ze vluchten in grote getale door de Walder- en Molenpoort het Ampsense Broek in.

Op 15 juni 1672 zit er niets anders op dan de Smeepoort te openen en de Münsterse overmacht binnen te laten. Burgemeester Lansink ontvangt, na sommatie van Münsterse officieren, de bisschop bij de Smeepoort, om orders af te wachten en de stad in de genade van de zegevierende vijand aan te bevelen. Een deel van de troepen marcheert verder door de Walderpoort naar Deventer. De bisschop logeert in Lochem uitbundig in het logement van Jochem Aerninck, die achteraf bij de gemeente een rekening indient voor 'vyff pont scinken vleys ad 5 stuiver het pont'. In de Gudulakerk worden banken, stoelen en de preekstoel kapotgeslagen, want in de kerk worden paarden van de bisschoppelijke ruiterij gestald en veldovens gebouwd om brood voor de troepen te bakken. Op de voorraad takkenbossen voor de ovens kan je hoog bij de muur komen en met houtskool een portret van een maat of jezelf maken. Het resultaat is nog steeds te zien op de westwand in de kerk, links van de ingang. Het Grote Convent, als gereformeerde school in gebruik sinds de opheffing van het klooster wordt, wordt op bevel van de bisschop, weer als rooms-katholieke kerk ingericht. De edelen en magistraten in Lochem onderwerpen zich aan de eisen van de bisschop en zweren zelfs de in 1579 afgekondigde Unie van Utrecht af.

Gelukkig duurt het verblijf van de bisschop niet lang, want drie dagen later trekt hij met zijn leger naar Deventer, dat zich op 21 juni overgeeft. Herbergier Aerninck heeft drie dagen nodig om alles weer schoon te maken en te herstellen. Ook dat brengt hij in rekening bij de stad: “1 daalder en 10 stuivers”.

De bezetting in Lochem wordt na het vertrek van de bisschop door de Fransen overgenomen. De bisschop heeft tenslotte al zijn troepen nodig voor de veldtocht naar de rest van Nederland. Op 23 juli noteert burgemeester Lansink de eisen van de Fransen:

  • Er moet een klein Frans garnizoen in Lochem ingekwartierd worden.
  • De ravage moet door de burgerij opgeruimd worden.
  • Herstelwerkzaamheden moeten door de burgerij uitgevoerd en betaald worden.

Ondanks die Franse bezetting komt de burgerij langzaam terug in de stad, maar de huizen zijn leeggeplunderd en aan alles is gebrek: geen eten, geen vee, graan dat al schaars was, kan niet gemalen worden, want de molens zijn kapotgeslagen.

Timmerman Derrick ter Borch komt uit Borculo om de watermolen te repareren: 'de molle weder op ganck te brengen'. Maar dat kost 42 gulden en 10 stuiver. Voorlopig krijgt hij maar de helft, meer geld is er niet in de stadskas. En dan zijn de 'windmolle' en de kerk nog niet eens gerepareerd.