Op de meest prominente plek in het toen nog jonge dorp Barchem verrees in 1860 een eenvoudig kerkgebouw in neogotische stijl. Het sobere, maar zorgvuldig gedetailleerde kerkje vormt sindsdien dé blikvanger in het dorp, zeker wanneer men vanuit Lochem Barchem binnenkomt. In 1924 werd het interieur van de kerk ingrijpend vernieuwd, een gebeurtenis die zelfs de landelijke pers haalde.
Op 25 oktober 1860 werd de eerste steen gelegd van het kleine bedehuis. Dat gebeurde door de voorzitter van de commissie tot vestiging van een Hervormde Gemeente in Barchem, mr. I.E.H. Baron van Nagell tot Ampsen; een jaar later, op zondag 20 oktober 1861 volgde de feestelijke inwijding. Er verrees dus in een jaar tijds een zeer karakteristiek gebouw, een zaalkerkje met een representatieve voorgevel, die wordt bekroond door een houten klokkentorentje. Deze voorgevel heeft zijn oorspronkelijke karakter goed weten te behouden. Zo verkeren de ingangspartij met fraaie houten paneeldeuren en de vensters met gietijzeren raamtraceringen nog in originele staat. De zijgevels hebben echter wijzigingen ondergaan, evenals het interieur.
De ingrijpende verbouwing hiervan vond plaats in 1924 en was noodzakelijk geworden wegens de slechte staat waarin het gebouw verkeerde. Architect G.J. Postel werd aangetrokken voor het ontwerp van de verbouwing, die een metamorfose zou betekenen voor het oude kerkinterieur. Het eindresultaat kreeg zelfs landelijke aandacht, toen een verslaggever van het avondblad “Het Vaderland” er op zaterdag 12 juli 1924 uitvoerig en enthousiast over berichtte. In het onderstaande wordt het krantenbericht integraal weergegeven. Het geeft een goede sfeertekening van de net gerenoveerde kerk, die volgens de verslaggever sterk aan karakter had gewonnen. Een mooie opsteker voor het kerkbestuur én voor architect Postel!
“Nu het kerkje te Barchem, ofschoon slechts zestig jaar oud, grondig hersteld moest worden –o.m. was het dak volkomen bouwvallig- was het een goede gedachte van den pastor loci, ds. M.C. van Wijhe, de verbouwing te doen geschieden naar een zuivere architectuur. Gezet in een tijd, waarin oppermansarchitectuur voor kerken gebruikelijk was, vertoonde het kerkje een vrij lange en hooge kale ruimte, een doorgang in het midden met aan weerszijde lange banken, imitatie-gothische vensters, kil en nuchter licht, en een onnoozel preekstoeltje. Een kreet van verrassing ontsnapte mij, toen ik het kerkje weerzag. Het is verkort, zoodat onder een ruime orgeltribune een katechisatiekamer uitgebouwd is. En het is lager van zoldering geworden. Hierdoor zijn de verhoudingen zeer verbeterd. Met eenvoudige materialen heeft de bouwmeester, de heer Postel uit Lochem, zijn wijzigingen aangebracht. De wanden zijn in zacht-grijze kleur gepleisterd, en onderbroken door platte zuilen, van gele en blauwe baksteen gemetseld. Hieraan sluit zich een donker-gebeitste lambrizeering aan, waarin de ribben van het nieuwe gewelf, rustend tegen deze platte zuilen, hun oplossing vinden. Het gewelf vertoont vijf vlakken. In de beide onderste vakken zijn de ramen aangehouden, welke niet zoo hinderlijk meer zijn, omdat de gewelfvlakken eenigszins inspringen, en bij de ramen zijn uitgebouwd als bij dakvensters geschiedt. De gewelfvlakken zijn van grijs gebeitste schroot, waartegen de donkere kleur van ribben en lambrizeering mooi afsteekt. De banken met bovenvlak en leuning zijn geschilderd in dezelfde kleuren, en hinderen thans niet. Hun aantal is trouwens aanzienlijk verminderd. Aan de koorzijde vernauwt het gewelf zich, onder behoud van zijn verdeeling in vijf vlakken. Weerzijds van het platform zijn eenvoudige glas-in-lood-ramen aangebracht, welke op rustige wijze de Christelijke symbolen van geloof, hoop en liefde dragen. In het koor is een nis aangebracht, eveneens in de grijze pleister gehouden, welke mooi van lichtwerking is. De vijf gewelfvlakken vindt men er in terug. Door hun vernauwing schijnt een eindeloos-diepe poort vol zacht licht ontstaan, waardig
als uitgangspunt voor de verkondiging van het eeuwig Evangelie. Het sobere platform heeft een voorzijde van drie cederen triplex paneelen, gevat in donker gebeitst vuren. De Bijbelstanderd: koper van ouden dagen. Voor het platform is een ruimte vrij gehouden, waar een avondmaalstafel staat, gedekt met blauw pluche, waarop twee zilveren kandelaars. Het kleedje onder de Bijbels van prediker en voorlezer is eveneens in deze kleur. Stemmige lampen hangen van het gewelf omlaag. Ik had ze liever gedekt gezien door steviger materiaal dan de meer huiselijke zijden doekjes. Maar het geld zal wel den doorslag gegeven hebben tot deze toch niet onbevredigende oplossing. Er is aan dit kerkje een wonder geschied. Het is thans –met hoe eenvoudige middelen!- een van de
mooiste en stemmigste dorpskerken, welke ik ken. Het bewijst, dat ook de Protestantsche, en dus sobere, eeredienst een omlijsting kan vinden van tegelijk aesthetische waarde en geestelijke ingetogen uitdrukkingskracht. J.J.M.”
Bron:
-
Het Vaderland, zaterdag 12 Juli 1924, pagina 2